Operation Manual

70
gebruik en onderhoud SL mille
!#(4%2/0(!.').'
De achterophanging bestaat uit een schok-
breker met veer, die is vastgemaakt op het
frame door middel van dempingsblokken
en op de achtervork door middel van hef-
boomsystemen.
Voor de instelling van het rijgedrag van het
voertuig is de schokdemper uitgerust met
een stelschroef (1) waarmee de hydrauli-
sche remkracht bij uitgetrokken schokdem-
per wordt afgesteld, een ringmoer voor het
afstellen van de veerbelasting (2) en een
borgringmoer (3).
AFSTELLEN VAN DE ACHTERSTE
SCHOKBREKER
De standaardinstelling van de achterste
schokbreker is geschikt voor de meeste rij-
condities bij lage of hoge snelheid, met een
beperkte of een maximale belasting.
De instelling kan evenwel ook worden aan-
gepast aan het specifieke gebruik van de
motorfiets.
aOPGELET
Vertrek bij het afstellen steeds van de
starste instelling.
Draai de stelschroef (1) niet verder dan
haar eindpositie, om beschadiging van
de draad te vermijden.
De stelschroef (1) moet steeds vastklik-
ken en mag niet in een tussenpositie
blijven staan.
De stelmoer mag niet verder dan 44 mm
vanaf het begin van de draad worden
geschroefd (zie afbeelding).
MIN = 38 mm
MAX = 44 mm
Als deze grens wordt overschreden, zal
zelfs de geringste oneffenheid in het
wegdek plotse schokken veroorzaken
en is de afstelling van de schroef (1)
nutteloos.
Draai de borgringmoer (3) lichtjes los
met de juiste sleutel.
Draai de stelringmoer (2) aan (afstelling
van de voorbelasting van de veer van de
schokbreker) (zie tabel).
Regel zo nodig de schroef (1) bij (afstel-
ling van de uitgaande demping) (zie ta-
bel).
Draai de borgringmoer (3) volledig vast
zodra het optimale weggedrag van de
motorfiets is verkregen.