Installation and Use

BE
142 /
Tips voor een goede werking:
- Men moet de airconditioner op de juiste wijze gedi-
mensioneerd (berekend) hebben om de capaciteit zo
goed mogelijk en met het beste rendement te benut-
ten. (Risico dat het apparaat niet optimaal presteert).
- Bedek niet de verschillende in- en uitgangen van de
lucht. (Risico oververhitting van het apparaat).
- Gebruikt men het apparaat voor lange tijd niet, dan
moet men de elektrische voedingskabel losmaken
aangezien het apparaat altijd onder spanning staat.
(Gevaar voor brand, inademen van rook en persoonlijk
letsel).
- Voor een optimaal rendement van het apparaat, de
kamertemperatuur door middel van de swing-functie
gelijkmatig houden, deuren en ramen sluiten en de l-
ters regelmatig reinigen.
- De ruimte niet overmatig koelen om plotselinge tem-
peratuurveranderingen te voorkomen
OPGELET:
- Niet het apparaat met de stekker in- of uitschakelen,
hierdoor loopt men het risico op elektrische schok-
ken.
- Klim niet op de interne of externe eenheid en zet er
geen dingen op om niet het risico te lopen op per-
soonlijk letsel door vallen of schade door vallende
voorwerpen.
- Stelt u zich niet te lang bloot aan de directe lucht-
stroom van het apparaat (risico op persoonlijk letsel
door sensibilisering van de huid
1.1 Bedieningspaneel van de interne eenheid
TOETS "ON/OFF"
Door op deze toets te drukken gaat de eenheid aan/uit.
De bedrijfsmodus is AUTO (Tset = 24°C).
Door de on/o -toets 2 keer achter elkaar in te drukken,
gaat de airconditioner in de bedrijfsmodus geforceerde
cooling (uitsluitend gebruikt door de installateur in de
testfase).
OPGELET:
- Raak de keuzeschakelaar niet met vochtige handen
aan
(risico van persoonlijk letsel door schokken).
BEDIENINGSPANEEL.
TOETS ON/OFF
LED
INTERNE EENHEID
ROOSTER LUCHTTOEVOER
LUCHTINGANG
LUCHTUITGANG
LUCHTUITGANG
VIN
FLAP
LEIDINGEN EN ELEKTRISCHE KABELS
EXTERNE EENHEID
1. MUURMODEL
De airconditioner bestaat uit twee (of meer) eenheden, die met elkaar verbonden zijn door middel van (goed geïso-
leerde) koperen leidingen en een elektrische voedingskabel. De interne eenheid moet worden geïnstalleerd op een
muur in het lokaal waarvan men het klimaat wenst te regelen. De externe eenheid kan op de grond of met speciale
montagebeugels aan de muur worden gemonteerd.
In geval van installatie van het type "monosplit", wordt de externe eenheid uitsluitend aangesloten op één interne
eenheid, terwijl in het geval van "multisplit"-installatie op een enkele externe eenheid meerdere interne eenheden
aangesloten worden.