User Manual

NL
141
HET TOESTEL INSTALLEREN (voor de installateur)
Met uitzondering van de horizontale modellen (tabel 1) is dit product een toestel dat in verticale stand
moet worden geïnstalleerd om correct te werken. Op het einde van de installatie, en dus voordat u het
toestel met water vult en elektrisch gaat voeden, moet u een controle-instrument gebruiken (vb. een
waterpas) om de effectieve verticale stand van de montage te controleren. Het toestel dient om water te
verwarmen op een temperatuur lager dan het kookpunt. Het moet aangesloten zijn op een netwerk voor toevoer
van sanitair water dat afgestemd is op basis van de prestaties en de inhoud ervan.
Voordat u het toestel gaat aansluiten, moet u:
- Controleren of de kenmerken (zie gegevensplaatje) overeenkomen met de behoeften van de klant.
- Controleren of de installatie conform is met de IP-graad (bescherming tegen het binnendringen van
vloeistoffen) van het toestel volgens de geldende normen.
- Lezen wat op het etiket van de verpakking en op het identificatieplaatje met de kenmerken staat.
Dit toestel is ontworpen om uitsluitend binnen in lokalen geïnstalleerd te worden die in overeenstemming zijn met
de geldende normen en vereist bovendien dat de volgende waarschuwingen worden nageleefd met betrekking
tot:
- Vochtigheid: het toestel niet in gesloten (niet geventileerde) of vochtige lokalen installeren.
- Vorst: het toestel niet installeren in omgevingen waar de temperaturen kunnen dalen tot een kritiek niveau,
met gevaar voor ijsvorming.
- Zonnestralen: het toestel niet rechtstreeks blootstellen aan zonnestralen, ook als er ruiten aanwezig zijn.
- Stof/dampen/gassen: het toestel niet installeren wanneer er bijzonder agressieve omgevingen aanwezig
zijn, zoals zure dampen, stof of omgevingen verzadigd met gassen.
- Elektrische ontladingen: het toestel niet rechtstreeks installeren op elektrische lijnen die niet tegen
spanningsschommelingen zijn beschermd.
Indien de muren gebouwd zijn met bakstenen of holle blokken, scheidingswanden met beperkte stabiliteit of
in ieder geval ander metselwerk dan aangegeven, dan is het nodig om vooraf een statische controle van het
draagsysteem uit te voeren.
De haken voor bevestiging op de muur moeten van die aard zijn dat ze een gewicht kunnen dragen dat het drie-
voud is van de waterverwarmer gevuld met water. Het is aanbevolen om haken van minstens 12 mm diameter
te gebruiken.
Het is aanbevolen om het toestel (A afb. 1) zo dicht mogelijk bij de verbruikspunten te installeren, om warmte-
verlies langs de leidingen te beperken.
De plaatselijke normen kunnen beperkingen voorzien voor het installeren van het toestel in de badkamer, res-
pecteer daarom de minimale afstanden die door de geldende normen worden opgelegd.
Om de onderhoudsinterventies te vergemakkelijken, dient u een vrije ruimte rond het kapje van minstens 50 cm
te voorzien om bij de elektrische onderdelen te kunnen komen.
Wateraansluiting
Sluit de ingang en de uitgang van de waterverwarmer aan op leidingen en koppelingen die bestand zijn tegen de
werkingsdruk maar ook tegen de temperatuur van het warm water, die normaal gezien 90° C en meer kan be-
reiken. Het is daarom afgeraden om materialen te gebruiken die niet tegen dergelijke temperaturen bestand zijn.
Het toestel mag niet werken met water waarvan de hardheid lager is dan 12 °F, of met water met zeer grote
waterhardheid (meer dan 25 °F), in dit geval is het aanbevolen om een waterverzachter te gebruiken die correct
gekalibreerd en gecontroleerd is, zodat de resterende waterhardheid onder 15 °F daalt.
Op de waterinlaatleiding van het toestel, gemarkeerd met een blauwe kraag, sluit u een “T”-koppeling aan. Op
deze koppeling schroeft u aan de ene kant een kraan om de waterverwarmer leeg te laten lopen (B afb. 2),
die enkel kan worden bediend met behulp van een gereedschap, en aan de andere kant een beveiliging tegen
overdruk (A afb. 2).
Veiligheidsgroep conform met de Europese norm EN 1487
Sommige landen vereisen het gebruik van specieke hydraulische beveiligingen (zie afbeelding hierna voor de
landen van de Europese Gemeenschap), in overeenstemming met de vereisten van plaatselijke wetten. Het is
de taak van de gekwaliceerde installateur, belast met het installeren van het product, om te beoordelen of de te
gebruiken beveiliging geschikt is volgens de geldende voorschriften.
Het is verboden om afsluiters (kleppen, kranen, enz.) tussen de beveiliging en de waterverwarmer te plaatsen.
De afvoeruitgang van het toestel moet aangesloten worden op een afvoerleiding waarvan de diameter minstens
gelijk is aan de aansluitdiameter van het toestel, via een trechter die een spleet van minimum 20 mm laat. Deze
opening biedt de mogelijkheid om een visuele controle uit te voeren. Sluit de ingang van de beveiligingsgroep
via een exibele leiding aan op de buis van koud leidingwater, gebruik hiervoor indien nodig een afsluitkraan (D
afb. 2). Voorzie ook een leiding om het water af te voeren wanneer de kraan wordt geopend op de verwarmer te
ledigen; breng deze leiding aan op de uitgang (C afb. 2).