Operation Manual

Op het paneel knippert een LED van een gebied om
aan te geven in welk gebied er een alarm is
opgetreden.
Voer uw PIN-code in.
WAT TE DOEN BIJ EEN ALARM (vervolg)
Druk op OFF.
De LED stopt met knipperen. Het gebied is nu
uitgeschakeld.
Verhelp het probleem (bijvoorbeeld door de deur
te sluiten).
Systeemalarm - dit alarm kan te allen tijde
optreden. Het soort alarmsignaal hangt af van de
programmering van het systeem (knipperlichten,
sirenes,...).
Het treedt op wanneer de beveiligingsapparatuur
(bijvoorbeeld het paneel) wordt gesaboteerd, of
wanneer zich een storing voordoet.
U kunt een systeemalarm alleen afzetten als u
daarvoor met uw PIN-code toe bent geautoriseerd.
Het systeem kan zo worden geprogrammeerd dat
er automatisch contact met de particuliere
alarmcentrale wordt opgenomen.
Met wie moet u contact opnemen bij een alarm:
Neem bij een alarm contact op met de installateur
van uw beveiligingssysteem.
De volgende problemen kunnen zich voordoen:
! Er is een defecte ingang - Deze zal een alarm
blijven veroorzaken totdat die ingang wordt
overbrugd (zie pagina 10).
Zodra u een defecte ingang overbrugt, wordt het
alarm automatisch afgezet.
! Uw PIN-code werkt niet wanneer u het alarm
probeert af te zetten - daarvoor kunnen twee
redenen zijn:
- U kunt slechts een alarm afzetten voor een
gebied als uw PIN-code daarvoor is
geprogrammeerd. Als dat niet het geval is en u
probeert een alarm af te zetten, wordt het gebied
misschien in- of uitgeschakeld.
- U kunt een systeemalarm alleen afzetten indien
uw PIN-code daarvoor is geautoriseerd.
Wat er vervolgens gebeurt, hangt af van de
programmering van uw PIN-code:
PIN-code is niet geprogrammeerd voor het
weergeven van gebieden
Alle geprogrammeerde gebieden worden
automatisch uitgeschakeld.
PIN-code is geprogrammeerd voor het tonen van
gebieden
U kunt kiezen uit een van de volgende vier opties:
1. Meer gebieden tonen – hiermee kunt u het
volgende ingeschakelde gebied in de lijst tonen.
Selecteer het gebied dat u wilt uitschakelen (zie
optie 3) of druk weer op NEXT. Wanneer u klaar
bent, drukt u op ENTER.
2. Alle gebieden uitschakelen – hiermee kunt u
alle gebieden tegelijk uitschakelen. Druk op 0 en
vervolgens op ENTER.
3. Afzonderlijke gebieden uitschakelen
hiermee kunt u geselecteerde gebieden een voor
een uitschakelen. Voer het nummer in van het
gebied dat u wilt uitschakelen. Wanneer u klaar
bent, drukt u weer op ENTER.
4. EXIT– Druk op CLEAR. De gebieden blijven
ingeschakeld.
18 ATS Gebruikershandleiding