CS-175-275-575 series LED-gebruikersgids
98/482/EC-kennisgeving (Voor producten met CE-certificering) Deze apparatuur voldoet aan beschikking 98/482/EC van de Europese Raad inzake Pan-Europese voorschriften voor de koppelingseisen voor de aansluiting op openbare telefoonnetten (PSTN’s) van eindapparatuur. Echter, vanwege verschillen tussen de afzonderlijke PSTN’s in de verschillende landen betekent dit niet dat u hiermee onvoorwaardelijke garantie hebt dat deze apparatuur correct werkt op elke PSTN-eindapparatuur.
Inhoud LED-bediendeel ............................................. 4 Gebruikerscodes wijzigen .............................. 12 Systeem inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Gebruikerscodes verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Systeem inschakelen in modus Aanwezig g Systeem inschakelen in modus Afwezig h ........ 7 Branddetectoren herstellen .......... 8 Geluidssignaal instellen ............................
LED-bediendeel Spanning (groen): Als deze LED aan is, is het systeem aangesloten op netspanning. Aan (rood): Als deze LED aan is, is het systeem ingeschakeld. Gereed (groen): Als deze LED aan is, is het systeem gereed om te worden ingeschakeld. Overbruggen (rood): Als deze LED aan is, worden sommige zones niet ingeschakeld (ze worden overbrugd of uitgesloten). Brand (rood): Als deze LED aan is, is de brandzone geactiveerd. Service: Als deze LED aan is, is onderhoud van het systeem noodzakelijk.
LED-bediendeel Spanning (groen). De LED is aan als het systeem aaangesloten is op netspanning en als de accu in orde is. De LED knippert als de accu bijna leeg is of als deze niet is aangesloten. De LED is uit als het systeem niet is aangesloten op netspanning. Afwezig. Met deze toets schakelt u alle zones in voordat hu weggaat. Overbruggen. Met deze toets overbrugd u zones (sluit iu zones uit). Gereed (groen). De LED is aan als het systeem klaar is om bte worden ingeschakeld.
Systeem inschakelen Gebruiker: Sluit alle beveiligde deuren en ramen. LED-display: Gereed-LED is aan als alle beveiligde zones en sensoren in orde zijn. of LED-display: Gereed-LED is uit en zone-LED’s knipperen. Het systeem kan nog niet worden ingeschakeld. U kunt met de toets Overbruggen deze zones uitsluiten als u het systeem inschakelt. Zie het gedeelte “Overbruggen en overbruggingen opheffen”. e S Gebruiker: Toets uw gebruikerscode om het systeem in te schakelen.
Systeem inschakelen in modus Aanwezig g Gebruik van de funktietoetsen. (geprogrammeerd door de installateur) g S Gebruiker: Druk op G. LED-display: De LED ingeschakeld gaat aan.
Systeem inschakelen in modus Afwezig h Gebruik van de funktietoetsen. (geprogrammeerd door de installateur) h S Gebruiker: Druk op H. LED-display: De LED ingeschakeld gaat aan.
Systeem uitschakelen e S Gebruiker: Toets uw gebruikerscode om het systeem uit te schakelen. LED-display: De LED ingeschakeld (rood) gaat uit (als deze is geprogrammeerd om te branden), zone-LED’s gaan uit en de bediendeel zoemer werkt niet meer. Het systeem is nu uitgeschakeld. Als er open zones zijn, knipperen de zone-LED’s.
Open zones overbruggen (uitsluiten) Als er sprake is van een zonestoring, kunt u de open zones overbruggen (uitsluiten) als u het systeem inschakelt. Dit doet u met de toets Overbruggen (uitsluiten). i S Gebruiker: Druk op I. e S Gebruiker: Toets uw gebruikerscode, indien dit tijdens de programmering werd ingesteld als vereiste. LED-display: De open zones herkent u aan de knipperende LED’s. à é à ( S i S Gebruiker: Druk op het nummer van de zone(s) die u wilt uitsluiten. Gebruiker: Druk op I.
Overbrugging zones opheffen (zones opnemen) i S Gebruiker: Druk op I. e S Gebruiker: Toets uw gebruikerscode, indien dit tijdens de programmering werd ingesteld als vereiste. LED-display: Overbrugde zones herkent u aan de knipperende LED’s. à é à ( S Gebruiker: Druk op het nummer van de zone(s) die u wilt opnemen. LED-display: De bijbehorende zone-LED’s gaan uit ten teken dat de overbrugging van de zone is opgeheven. i S Gebruiker: Druk op I.
Gebruikerscodes wijzigen LED-display: Het systeem is uitgeschakeld. $ ( S e S Gebruiker: Druk op * 5. Gebruiker: Toets uw hoofdgebruikerscode. LED-display: De OK-LED knippert. à ” S Gebruiker: Voer het 2-cijferige ID-nummer in, bijvoorbeeld 03, voor de gebruikerscode die u wilt wijzigen. LED-display: De OK-LED is continu aan (knippert niet). e S Gebruiker: Toets de nieuwe gebruikerscode, bijvoorbeeld 6543 voor een 4-cijferige gebruikerscode en 654321 voor een 6-cijferige gebruikerscode.
Gebruikerscodes wijzigen (vervolg) LED-display: De OK-LED knippert. @ S Gebruiker: Druk op # om de programmeermodus voor gebruikerscodes af te sluiten.
Gebruikerscodes verwijderen LED-display: Het systeem is uitgeschakeld. $ ( S e S Gebruiker: Druk op * 5. Gebruiker: Toets uw hoofdgebruikerscode. LED-display: De OK-LED knippert. à ” S gggg S Gebruiker: Voer de 2-cijferige ID in, bijvoorbeeld 03, voor de gebruikerscode die u wilt verwijderen. Gebruiker: Druk voor een 4-cijferige gebruikerscode vier maal en voor een 6-cijferige gebruikerscode zes maal op G om de code te verwijderen. LED-display: De OK-LED knippert.
Branddetectoren Herstellen LED-display: De brand-LED is aan. e S $ è S Gebruiker: Toets uw gebruikerscode om het systeem uit te schakelen, indien dit nog niet uitgeschakeld is. Hiermee schakelt u ook de belsignalen uit. Gebruiker: Druk op * 7 (Herstel Branddetector). Wacht tien seconden terwijl de branddetectoren worden hersteld. LED-display: De brand-LED gaat uit als alle rookmelders (detectoren) zijn gereset.
Geluidssignaal instellen $ à S j of k S Gebruiker: Druk op * 0. Gebruiker: Pas met de toets Pijl omhoog/omlaag het geluidssignaal van het bediendeel aan. Met j verhoogt u de toonhoogte van het signaal. Met k verlaagt u de toonhoogte van het signaal. LED Scherm: De LED Storing knippert @ S Gebruiker: Druk op # om het ingestelde geluidssignaal te accepteren.
Serviceboodschappen op het LED- bediendeel LED-display: De service-LED gaat aan. Neem contact op met de installateur. LED 1 $ é S Gebruiker: Druk op * 2 om te kijken waardoor het probleem wordt veroorzaakt. De bijbehorende LED gaat aan en de service-LED knippert (in dit voorbeeld 1: een systeemfout). & S Gebruiker: Druk voor meer informatie op de toets die hoort bij de LED. PROBLEEM SYSTEEMFOUT – Druk op 1.
Serviceboodschappen op het LED- bediendeel (vervolg) LED PROBLEEM LED PROBLEEM 2 ZONE SABOTAGE – Druk op 2 en de LED’s van de zones waar sprake is van sabotage, lichten op. Druk op # om terug te keren naar een van de acht service-LED’s. 5 ZONE: PROBLEEM – Druk op 5 en de LED’s van de zones waar sprake is van een storing, lichten op. Druk op # om terug te keren naar een van de acht service-LED’s. 3 ZONE BATTERIJFOUT – Druk op 3. De LED’s van de zones met ACCU LAAG lichten op.
Verklarende woordenlijst Alarmcentrale Locatie waarnaar gegevens over alarmsituaties worden verzonden. waarop u uw systeem inschakelt en het moment waarop u het uitschakelt. Bandmelders resetten Een brandmelder, eenmaal geactiveerd, moet expliciet worden gereset. De melder is pas na een reset weer operationeel. U kunt het systeem na een brandalarm pas weer inschakelen als de brandmelder is gereset. Gebruikerscode Een 4- of 6-cijferige code waarmee u het systeem kunt in- of uitschakelen.
Verklarende woordenlijst (vervolg) LED Light Emitting Diode. De LED’s op het bediendeel geven informatie over de status van het systeem. Modus Afwezig In deze modus wordt het gehele beveiligingssysteem ingeschakeld. LED-OK Als deze LED aan is, is het systeem gereed om te worden ingeschakeld. Omtrekbeveiliging De omtrekbeveiliging van het beveiligde gebied. LED-voedingsspanning Als deze LED aan is, is het systeem aangesloten op netspanning.