Software Reference

3131

SoftwarereferentieSoftwarereferentie

Softwarereferentie

6.5.26.5.2

6.5.2

ControleControle

Controle

De instellingen voor de spannings-, temperatuur- en ventilatorcontrole wijzigen:

1. Klik op het tabblad

Monitor (Controle) Monitor (Controle)

Monitor (Controle) in het dialoogvenster

Instellingen SmartDoctor (SmartDoctor Settings).

Instellingen spanningsalarmInstellingen spanningsalarm

Instellingen spanningsalarm

• Klik in het selectievakje om het alarm voor de spanning AGPVDDQ-

(

voor AGP-kaarten

) of de spanningen PCIE 12V (

voor PCIe-kaarten

VCC, FBVDDQ of VCORE in of uit te schakelen.

• Verplaats de schuifregelaar om het percentage voor de Limiet

spanningsfout (Voltage Error Bound) aan te passen.

Instellingen temperatuuralarmInstellingen temperatuuralarm

Instellingen temperatuuralarm

• Klik in het selectievakje om het alarm voor de GPU- en video-RAM-

temperatuur in of uit te schakelen.

• Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunt u de schuifregelaar verplaatsen

om de alarmtemperatuur voor de GPU of Video-RAM aan te passen.

Instellingen ventilatoralarmInstellingen ventilatoralarm

Instellingen ventilatoralarm

• Klik in het selectievakje om het alarm voor de ventilatorsnelheid in of

uit te schakelen.

• Als deze optie is ingeschakeld, kunt u de schuifregelaar verplaatsen

om de ventilatorsnelheid aan te passen.

Klik op de knop

Default (Standaard) Default (Standaard)

Default (Standaard) om de optimale waarden voor

een stabiele prestatie te laden.

2. Klik op

Apply (Toepassen) Apply (Toepassen)

Apply (Toepassen) om de instellingen toe te passen of klik

OK OK

O K om de instellingen op te slaan en af te sluiten. Klik op

CancelCancel

Cancel

(Annuleren) (Annuleren)

(Annuleren) om de wijzigingen te negeren en af te sluiten.