Operation Manual

Table Of Contents
Basisprincipes van Android 54
AUG-2.3-103-NL Gebruikershandleiding voor Android
Beheren hoe toepassingen geheugen gebruiken
Zoals is beschreven in 'Toepassingen openen en schakelen tussen toepassingen' op
pagina 44 hoeft u zich doorgaans niet bezig te houden met andere aspecten van het
beheren van toepassingen dan het installeren, openen en gebruiken ervan. Het
besturingssysteem beheert automatisch de wijze waarop deze gebruikmaken van het
geheugen en andere bronnen. Soms wilt u wellicht meer weten over hoe toepassingen
gebruikmaken van het geheugen en van andere bronnen in uw telefoon.
Toepassingen maken gebruik van twee soorten geheugen in uw telefoon:
opslaggeheugen en RAM. Toepassingen maken gebruik van opslaggeheugen voor
zichzelf en voor alle bestanden, instellingen en andere gegevens die ze gebruiken. Ze
maken ook gebruik van RAM (geheugen dat bestemd is voor tijdelijke opslag en snelle
toegang) gedurende de tijd dat ze worden uitgevoerd.
Alle telefoons beschikken over intern opslaggeheugen. Dit is het geheugen dat dient
voor de opslag van de meeste toepassingen en van de verschillende typen bestanden
en gegevens die deze toepassingen nodig hebben. Het besturingssysteem waakt
zorgvuldig over het interne opslaggeheugen omdat dit mogelijk uw privégegevens
bevat. U kunt de inhoud ervan niet weergeven als u de telefoon via een USB-kabel met
een computer verbindt.
Afhankelijk van het model telefoon dat u heeft, beschikt uw telefoon over een interne
USB-opslag of over een verwijderbare SD-kaart. De inhoud van dit geheugen kunt u
weergeven en u kunt er bestanden van en naar kopiëren als u uw telefoon met een
computer verbindt (zoals beschreven in 'Verbinding met een computer maken via
USB' op pagina 74). Sommige toepassingen zijn speciaal ontworpen om in dit
geheugen te worden opgeslagen in plaats van in het interne geheugen, standaard of
optioneel.
Het besturingssysteem beheert ook de manier waarop toepassingen gebruikmaken
van het RAM-geheugen van uw telefoon. Het zorgt ervoor dat alleen processen en
services van toepassingen en hun respectievelijke componenten gebruikmaken van
RAM-geheugen wanneer ze daar behoefte aan hebben. Mogelijk worden er processen
in het cachegeheugen geplaatst, die u onlangs vanuit het RAM heeft gebruikt, zodat
het starten van een toepassing sneller gaat als u deze weer opent. Het
cachegeheugen wordt leeggemaakt als het RAM-geheugen nodig is voor nieuwe
activiteiten.