Installation Instructions

Installatievoorschrift ATAG Low Energy Concept
39
Collectortemperatuur / Collectornooduitschakeling
Bij overschrijden van de ingestelde collectortemperatuur (EM) wordt de pomp van het
systeem (R1) uitgeschakeld om een schadelijke oververhitting van de componenten van
de installatie te voorkomen (collector nooduitschakeling). Af fabriek is de collectortempe-
ratuur ingesteld op 140°C, hij kan evenwel gewijzigd worden in het bereik 110 ... 200°C.
Bij overschreden collectortemperatuur wordt in de uitlezing
(knipperend) getoond.
Bij het bereiken van de ingestelde maximale temperatuur van het opslagvat schakelt
de installatie uit. Als nu de temperatuur van de collector stijgt tot boven de ingestelde
maximale temperatuur van de collector (CMX), dan wordt de pomp van de kring van
de zonnecollector zolang geactiveerd, tot deze grenswaarde van de temperatuur niet
meer bereikt is. Daarbij kan de temperatuur van het opslagvat verder stijgen (de actieve
maximale temperatuurbegrenzing van het opslagvat heeft voorrang), maar slechts tot
95°C (veiligheidsuitschakeling van het opslagvat).
Ligt de temperatuur van het opslagvat hoger dan de maximale temperatuur ervan (S
MX) en de collectortemperatuur is minstens 5 K onder de temperatuur van het opslagvat,
dan werkt de installatie zolang door, tot het opslagvat door de collector en de leidingen
terug afgekoeld is tot de ingestelde maximale temperatuur van het opslagvat (S MX).
EM: Collectortemperatuur
Regelbereik: 110 ... 200 °C,
Fabrieksinstelling: 140 °C
Systeemkoeling
OCX: Optie systeemkoeling
Regelbereik: OFF ... ON
Fabrieksinstelling: ON
CMX: Maximale temperatuur collector
Regelbereik: 100... 190 °C
Fabrieksinstelling: 105 °C
Optie begrenzing van de minimale temperatuur van de collector
De minimale temperatuur van de collector is een minimale temperatuur, die moet
overschreden worden voordat de solarpomp (R1) ingeschakeld wordt. De minimale
temperatuur moet voorkomen dat de solarpomp te dikwijls inschakelt bij lage collector
temperaturen. Als de minimale temperatuur niet bereikt wordt, wordt in de uitlezing
(knipperend) getoond.
OCN: Minimale temperatuur-begrenzing van de collector
Regelbereik: OFF / ON
Fabrieksinstelling: OFF
CMN: Minimale temperatuur collector
Regelbereik: 10 ... 90 °C
Fabrieksinstelling: 10 °C
Optie vorstbeveiliging
De functie vorstbeveiliging zet de solarpomp in werking om de collectorvloeistof te
beschermen tegen bevriezen of „indikken“ als de ingestelde temperatuur van de vorst-
beveiliging niet meer bereikt is. Als de temperatuur van de vorstbeveiliging met 1 °C
overschreden wordt, wordt de kring uitgeschakeld.
Nota: Indien er een beperkte hoeveelheid warmte van het opslagvat beschikbaar
is, gebruik de vorstbeveiligingsfunctie alleen de dagen in het jaar waarvan de
temperaturen rond het vriespunt liggen.
EM
140
°C
OCX
CMX
105
°C
OCN
OFF
CMN
10.0
°C
SM X
80
°C