Operation Manual

NL 23
Elektrische aansluitingINSTALLATIEVOORSCHRIFT
Aansluitingen
Gebruik voor het aansluiten een goedgekeurde kabel, afhankelijk van
de voorschriften. De kabelommanteling moet van rubber zijn.
Raadpleeg bij storingen de tabel op pagina 18 en 19. Aan de
onderzijde van het toestel bevindt zich een etiket met daarop de
aansluitschemas. De aansluitklemmen zijn bereikbaar nadat u het
aansluitkastje aan de onderzijde hebt geopend. Open de deksel van
het aansluitkastje met behulp van een schroevendraaier.
Wilt u een vaste aansluiting maken, zorg er dan voor dat er een omni-
polaire schakelaar met een contactafstand van minimaal 3 mm in de
toevoerleiding wordt aangebracht.
Veel voorkomende aansluitingen:
2 fasen met 2 nullen aansluiting (2 2N, 230 V ~ / 50 Hz):
º De spanning tussen de fasen en de nullen is 230 V ~.
Uw groep moet afgezekerd zijn met minimaal 16 A (2x).
De aansluitkabel moet een aderdoorsnede hebben van minimaal
2,5 mm
2
.
inductiegeneratoren
rechts
inductiegeneratoren links
4 3 2 1
2L 2N a.c. 230V / 50 Hz