Installation Instructions

Installatievoorschrift ATAG
16
Q
De ketelaansluitdiameter is ø 80 mm. Hierop kan het rookgasafvoer- en luchttoevoer-
systeem gemonteerd worden al dan niet voorzien van bochten. Zie tabel 5 voor de
maximaal toepasbare leidinglengte.
Wij adviseren een eenvoudig rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem samen te
stellen uit de componenten uit tabel 6. Voor nadere informatie omtrent het leverings-
programma van het afvoer- en toevoersysteem verwijzen wij u naar de Prijswijzer
Monopass Rookgasafvoerprogramma.
Monopass is uitsluitend bedoeld en geschikt voor toepassing op ATAG CV-ketels op
aardgas of propaan. De maximale rookgastemperaturen van de ATAG CV-ketels
liggen beneden 70°C (vollast bij 80/60°C).
De goede werking kan nadelig beïnvloed worden door veranderingen of aanpassingen
van het bedoelde gebruik.
Eventuele garantieaanspraken vervallen als gevolg van dergelijke wijzigingen of het
onjuist opvolgen van de regelgeving en de installatievoorschriften.
De afvoersystemen die in dit document zijn beschreven zijn uitsluitend geschikt in
combinatie met ATAG CV-ketels met Gaskeurlabel HR, Gastec toestelkeurings-
certificaat nr: 0063AS3538 en 0063AU3110.
Stel het afvoersysteem samen met uitsluitend de onderdelen uit het Monopass
programma. Combinaties met andere merken of systemen zijn, zonder schriftelijke
goedkeuring van ATAG Verwarming, niet toegestaan.
Indien voor ander rookgasafvoer- en luchttoevoermateriaal gekozen wordt, moet het
materiaal voorzien zijn van het GASTEC QA-HR label.
Het afvoersysteem dient bij horizontale delen altijd onder afschot (50 mm/m) naar de
ketel aangebracht te worden, zodat zich geen condenswater in het afvoersysteem
kan verzamelen. Door het teruglopen van het condenswater naar de ketel is de kans
op ijspegelvorming aan de dakdoorvoer minimaal. Bij horizontale uitmondingen dient
het toevoersysteem onder afschot naar buiten geplaatst te worden om inregenen te
voorkomen. Het plaatsen van een extra condensopvanginrichting in het afvoer-
systeem is overbodig.
De ketel produceert, wanneer het in bedrijf is, een witte condenspluim. Deze
condenspluim is onschadelijk maar kan, met name bij uitmondingen in de
gevel, als hinderlijk ervaren worden. Daarom verdient een bovendakse uit-
monding de voorkeur.