Installation Instructions

Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
14
6.6 Warmwatervoorziening
Monteer de drinkwaterinstallatie volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen van de warmwatervoorziening moeten door middel van een knel tting
aangesloten worden op de installatie. De ketel is voorzien van een inlaatcombinatie met
een veiligheidsventiel van 8 bar (1). Zie guur 6.6.a. Deze is samen met de condensafvoer
en de afvoer van het CV-veiligheidsventiel (3 bar) aangesloten op één rioolaansluitleiding.
Voor de inlaatcombinatie is in de koudwaterleiding een doseerventiel (2) gemonteerd.
Het doseerventiel zorgt ervoor dat er een hoeveelheid water geleverd wordt die een
gegarandeerde temperatuur van 60°C heeft (uitgaande van een koudwatertemperatuur
van 10°C). De hoeveelheid water wordt nagenoeg niet beïnvloed door de waterdruk.
De uitstroomtemperatuur is in te stellen door middel van het thermostatisch
mengventiel (3) onder de boiler. Standaard fabrieksinstelling = 60°C.
Zie guur 6.6.a en 6.6.b.
Indien de waterhoeveelheid niet wordt gehaald volgens de speci caties (zie Bijlage A)
adviseren wij het binnenwerk uit het doseerventiel te verwijderen.
6.7 Zonneboiler (voorverwarmer) NZ
De ATAG Q-Serie Combi is geschikt voor het aansluiten op een standaard zonneboiler
(voorverwarmer). ATAG levert hiervoor de ATAG EcoNorm
II
en CBSolar
II
. De CV-ketel
dient dan als Naverwarmer Zonneboiler (NZ). Sluit de zonneboiler aan volgens VEWIN
werkblad 4.4 C.
- Voor aansluiting van een EcoNorm
II
en CBSolar
II
op een ATAG Q-Serie combiketel
moet een extra NZ ombouwset (AA1ZB04H) in de combiketel geïnstalleerd worden.
- De zonneboiler en de CV-ketel moeten elk apart voorzien zijn van een inlaatcombi-
natie. Levering door derden.
Figuur 6.7.a geeft een voorbeeldaansluitschema weer van de ATAG Q Combi met een
standaard zonneboiler.
thermostatisch mengventiel,
inlaatcombinatie en
doseerventiel figuur 6.6.a
3
2
1
instellen thermostatisch
mengventiel
figuur 6.6.b