Installation Instructions
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
9
Wanneer het temperatuurverschil hierna te groot blijft zal de ketel zichzelf uitschakelen
en wachten tot het te grote temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour weer
afgenomen is.
De regeling zal, indien een onacceptabel temperatuurverschil wordt geconstateerd,
herhaaldelijk proberen waterstroming tot stand te brengen. Lukt dit niet, dan zal de ketel
blokkeren.
Indien de installatieweerstand te hoog is, kan in combinatie met een open verdeler een
extra externe pomp in serie met de ketel worden geïnstalleerd. De voeding voor deze
externe circulatiepomp kan in de ketel op het aansluitblok worden aangesloten, waardoor
deze pomp op dezelfde tijdstippen schakelt als de ketelpomp.
Het maximaal opgenomen vermogen van de externe circulatiepomp mag maximaal 230
W (1 Amp) zijn. De extra externe pomp moet op basis van de installatieweerstand en
benodigde fl ow geselecteerd worden.
Keteltype pomptype waterstroming toestel toelaatbare
installatieweerstand
UPER l/min l/h kPa mbar
Combi
Q25C
20-60 16,2 972 29 290
Q38C
20-70 24,6 1478 20 200
Q42C*
20-70 23,5 1408 20 200
Q51C
20-70 30,1 1803
Solo
Q25S
20-60 16,2 972 32 320
Q38S
20-70 24,6 1478 22 220
Q51S
20-70 30,1 1803
Q60S
20-70 38,9 2333
* bij T 22,5°C
Installatieweerstand tabel 6.1.a
pompkenlijnen grafiek 6.1.a
Q(m³/h)
100% UPER 20-70
Q25C, Q38C
Q25S, Q38S
100% UPER 20-60
H(m)
25% UPER 20-60
25% UPER 20-70
externe installatiepomp met
open verdeler figuur 6.1.a
De ketel is standaard voorzien van een waterfi lter in de retourleiding van de ketel. Hiermee
wordt voorkomen dat eventuele vervuiling van het CV-water in de ketel terechtkomt. De
ketel is tevens voorzien van een intern overstortventiel van 3 bar. Deze is gezamenlijk
met de condensafvoer aangesloten op de afvoerconstructie naar het riool.
Indien alle, of een groot deel van de radiatoren voorzien zijn van thermostatische
radiatorkranen, moet een drukverschilregelaar worden toegepast om stromingsproblemen
in de installatie te voorkomen. De toegepaste drukverschilregelaar moet dezelfde
diameter hebben als de aansluitdiameter van de aanvoer- en retourleiding van het toestel.