Operation Manual

Programmatoetsen met indicatielampjes
Het centrale verwarmingsprogramma wordt actief, indien de toets wordt ingedrukt en het indicatielampje gaat branden. Bij
warmtevraag zal het toestel de brander activeren. Nogmaals indrukken: programma uit.
Nevenfunctie
toets: verhogen (Plus) van een bepaalde waarde in het -hoofdstuk (zie pagina 6).
Het warmwaterprogramma wordt actief, indien de
toets wordt ingedrukt en het indicatielampje gaat branden. Bij warmwatervraag
zal het toestel de brander activeren. Nogmaals indrukken: programma uit.
Nevenfunctie
toets: verlagen (Min) van een bepaalde waarde in het -hoofdstuk (zie pagina 6).
De circulatiepomp zal continu gaan draaien, indien de
toets wordt ingedrukt en het indicatielampje gaat branden. In de meeste
situaties kan het programma op het automatische schakelprogramma (= uit) blijven staan, zodat de circulatiepomp functioneert voor
verwarming of warmwater. Als er een buitenvoeler op de regeling van het toestel is aangesloten, wordt de pomp bij een te lage
buitentemperatuur automatisch gestart om de kans op bevriezing te reduceren.
In geval van strenge vorst: indien er geen buitenvoeler is aangesloten en er leidingdelen gevoelig zijn voor bevriezing (garage, zolder of
overige koude ruimtes), is het advies de circulatiepomp continu te laten draaien om de kans op bevriezing te reduceren.
Nevenfunctie toets: bevestigen (Store) van een gewijzigde waarde in het -hoofdstuk (zie pagina 6).