Installation Instructions

2.7 Koelaansluitingen
" Dit toestel gebruikt het koelmiddel R410A.
Leef de wetgeving op de hantering van koelvloeistoffen na.
2.7.1 Regels en voorzorgen
• Na elke ingreep op de koelkring en vóór de denitieve
aansluiting, dient u de doppen terug te plaatsen om
verontreiniging van de koelkring te vermijden.
• Minimum benodigd gereedschap
- Stel manometers met slangen die uitsluitend
voorbehouden zijn voor HFK's (FluorKoolwaterstoffen).
- Vacuometer met afsluitkranen.
- Speciale vacuümpomp voor HFK's (Gebruik van een
klassieke vacuümpomp toegelaten op voorwaarde dat
ze uitgerust is met een terugslagklep op de aanzuiging).
- Flare-apparaat.
- Buizensnijder.
- Afbramer.
- Moersleutels.
- Goedgekeurde gaslekdetector (gevoeligheid 5g/jaar).
" Verbod om gereedschap te gebruiken dat in
contact geweest is met HCFK's (bijvoorbeeld
R22) of CFK's.
" De constructeur wijst elke aansprakelijkheid
inzake waarborg af indien de bovenstaande
richtlijnen niet worden nageleefd.
• Dudgeons (arekoppelingen)
" Smeren met minerale olie (voor R12, R22) is
verboden.
- Smeer enkel met polyolesterolie voor koelsystemen
(POE). Indien er geen POE olie beschikbaar is, voer
de montage dan droog uit.
Het verwijdde oppervlak
bestrijken met koelolie POE.
Geen minerale olie gebruiken.
• Soldeerwerken op de koelkring (indien nodig)
- Solderen met zilver (minstens 40% aanbevolen).
- Uitsluitend solderen onder inwendige droge stikstofux.
Gebruik droge stikstof om metaaldeeltjes uit de leidingen
te verwijderen om te vermijden dat er vocht binnendringt,
wat schadelijk is voor de werking van het toestel. In het
algemeen moeten alle voorzorgen worden genomen om
te vermijden dat er vocht in het toestel dringt.
Breng thermische isolatie aan op de gas- en
vloeistoeidingen om condensatie te vermijden.
Gebruik isolerende moffen die bestand zijn tegen
een temperatuur van meer dan 90°C. Indien het
vochtgehalte op de plaatsen waar de koelleidingen
lopen 70% zou kunnen overschrijden, moeten
deze laatste bovendien beschermd worden met
isolatiemoffen. Gebruik een mof die 15 mm dikker
is indien de vochtigheidsgraad 70~80% bereikt, en
een mof die 20 mm dikker is indien de vochtigheid
80% overschrijdt. Indien de aanbevolen dikten niet
worden nageleefd in de hierboven beschreven
omstandigheden, zal er zich condensatie vormen op
het oppervlak van de isolatie. Tot slot dient men erop
te letten dat er isolatiemoffen gebruikt worden waarvan
de warmtegeleidbaarheid kleiner dan of gelijk is aan
0,045 W/mK wanneer de temperatuur gelijk is aan
20°C. De isolatie moet ondoorlaatbaar zijn om bestand
te zijn tegen het doordringen van damp gedurende de
ontdooicycli (glaswol is verboden).
Handleiding voor installatie en indienststelling "1607 - NL"
Warmtepomp alfea hybrid duo lage NOx BE
- 20 -