Operating Instructions and Installation Instructions

26
uiteinde van de verzamelleiding tot het ventilatietoestel
zo kort mogelijk zijn.
- De wand waaraan het ventilatietoestel wordt
gemonteerd, moet stevig genoeg zijn om het gewicht
van het gebruiksklare woningventilatiesysteem te
kunnen dragen.
- De meegeleverde bevestigingselementen voldoen soms
niet aan de vereisten van de installatiewand. Voor de
vereiste bevestigingselementen moet dan zelf worden
gezorgd.
- Er dient een aparte buis voor de stuurkabel
(zwakstroom) van het toestel naar de ExaControl L1
(indien in een andere ruimte geplaatst) of 3-standen
schakelaar te lopen. Hier mag geen 230 Volt kabel bij
worden getrokken.
4.2.3 Ruimte
- Voor de montage moet minimaal 10 cm vrije ruimteaan
de zijkant van het toestel aanwezig zijn.
- Voor het wisselen van de fi lters en voor onderhouds-
werkzaamheden is ongeveer 1 m meter plaats vóór het
ventilatietoestel nodig. Boven en onder het toestel is
minimaal 30 cm nodig (zie tevens fi guur 4.2.3.1).
.
1000
100 300
100
300
600
0-1˚
Figuur 4.2.3.1 Vereiste minimumafstanden/vrije montageruimten
4.2.4 Geluidshinder
AWB adviseert om in het luchttoevoerkanaal en lucht-
afzuig kanaal van het toestel naar de woning geluids-
demping op te nemen. Voorkom dat trillingen van het
toestel versterkt kunnen worden door o.a. bouwkundige
constructies.
- Bij plafonds met houten balken of gelijksoortige
constructies kunt u voor extra geluiddemping zorgen
door een betonplaat die aan de onderkant is geïsoleerd.
- Let op een vrije condensafvoer.
- Kies om geluidsoverlast te voorkomen een geluid-
dempende slang voor de verbinding van het toestel met
de luchtkanalen.
- Monteer een geluiddemper. Zo zorgt u voor de
ontkoppeling van geluid tussen toestel en luchtkanaal-
systeem en vermindert u de geluidsoverlast.
- Als het ventilatietoestel op zolder wordt gemonteerd,
kies de standplaats dan niet precies boven de
slaapvertrekken vanwege mogelijke geluidsoverdracht.
Kies een standplaats boven secundaire ruimtes zoals
overloop of badkamer
4.2.5 Uitmondingen
Plaats buiten, de luchtaanzuig op voldoende afstand
(geldende wettelijke normen) van de luchtafvoer,
rookgasafvoer en riool beluchting.
- Let op een vrije condensafvoer.
- De condenswaterafvoerleiding moet met de bijgevoegde
condenswatersifon op een waterafvoer met stankafsluiter
(sifon) aangesloten worden.
- De meegeleverde condenswatersifon dient voor
drukcompensatie tussen toestel en plaatsingsruimte,
deze moet daarom altijd zijn gevuld met schoon water
- De slang mag uit hygiëne-overwegingen niet direct
worden aangesloten op de stankafsluiter van het
rioleringssysteem. Hier moet een vrij afdruppeltraject
van ten minste 20 mm worden voorzien (zoals bijv. bij
veiligheidskleppen van warmwaterinstallaties).
- Zorg voor voldoende afstand tussen de
luchttoevoerbuis en de buizen voor uitlaatlucht,
afzuiglucht en afvoerontluchting. Neem de wettelijke
bouwvoorschriften in acht.
- Voorkom bij het plaatsen van de kanalen voor
buitenlucht en uitlaatlucht dat de uitlaatlucht weer kan
worden aangezogen (recirculatie). Volgens VDI 6022
bedraagt de aanbevolen Minimumafstand 10 m.
OPMERKING!
Houd rekening met uitmondingen van
derden (aangrenzende gebouwen).
4.2.6 AirMaster bypass
De bypass wordt op de bovenzijde van het toestel
geplaatst. Hiervoor dient dan voldoende ruimte
beschikbaar te zijn zodanig dat de luchtkanalen op de
juiste wijze aangesloten kunnen worden.
4.2.7 ExaControl L1 afstandsbediening
- De afstandsbediening kan in een andere ruimte (b.v.
woonkamer) geplaatst worden, zodanig dat deze
eenvoudig bereikbaar en te bedienen is.
De afstandsbediening kan ook op een wand bij het
toestel geplaatst worden.
- Kies de montageplaats zodanig dat er voldoende
ruimte rond het toestel is voor het aanbrengen van de
elektrische bedrading en de bediening.