Installatiehandleiding GeniaAir RM 05/1
INHOUDSOPGAVE INLE I D I N G 1 Installatiehandleiding..........................................................................................................................3 1.1 1.2 1.3 2 Beschrijving van het toestel................................................................................................................3 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3 Veiligheidsvoorzieningen......................................................................................... 3 Typeplaatje.........................
INHOUDSOPGAVE ONDE R H O U D 14 Problemen oplossen.........................................................................................................................18 14.1 14.2 14.3 15 Onderhoud........................................................................................................................................25 15.1 15.2 15.3 16 Foutdiagnose.........................................................................................................18 Foutcodes....................
INLEIDING INLEIDING 1 Installatiehandleiding 1.1 Productdocumentatie De installatiehandleiding maakt integraal deel uit van het toestel en moet aan de gebruiker worden overhandigd nadat de installatie van het toestel is voltooid om te voldoen aan de geldende reglementen. • Lees de handleiding aandachtig door zodat u alle informatie begrijpt om de veiligheid tijdens installatie, gebruik en onderhoud te garanderen.
INLEIDING 2.2 Typeplaatje Het typeplaatje geeft het land van oorsprong aan, waar het toestel geproduceerd is en het land waarvoor het bestemd is. Locatie van het typeplaatje: 1 2.
INLEIDING 2.4.1 Werking in verwarmingsmodus 2.4.3 Ingestelde min. en max. temperaturen in verwarmingsmodus 1 A 60° 55 50° 45 1 30° 25 2 2 40° 20° 10° -5° 3 4 5 Legende 1 Wisselklep voor de cyclus 2 Lucht warmtewisselaar 3 Ventilator 4 Compressor 5 Expansieventiel 6 Platenwisselaar 2.4.2 6 0° 3 5° 10° 15° 20° 25° 30° 35° B Legende 1 Max. temperatuur 2 Min. temperatuur A Temperatuur van het water B Temperatuur van de lucht 2.4.4 Ingestelde min. en max.
INLEIDING 2.
INLEIDING 3 Veiligheidsvoorschriften en wettelijke verplichtingen 3.1 e Veiligheidsvoorschriften Onjuiste installatie kan leiden tot een elektrische schok of beschadiging van het toestel. • Schakel veiligheidsvoorzieningen nooit uit en probeer ze niet aan te passen. • Houd rekening met de volgende methoden en voorzorgsmaatregelen: -- Til het toestel vanaf de onderkant. -- Draag waar nodig veiligheidskleding, bijv. handschoenen, veiligheidsschoenen.
INLEIDING 3.2 Wettelijke verplichtingen Bij de installatie en inbedrijfname van de warmtepomp moeten de besluiten, richtlijnen, technische reglementen, normen en voorschriften nauwkeurig gerespecteerd worden in hun huidige versie. -- NEN 14511 (warmtepompen met elektrisch aangedreven compressor voor verwarmen, eisen aan toestellen voor ruimteverwarming en voor verwarmen van warm water). -- NEN 378 (veiligheidstechnische en milieurelevante eisen aan koelinstallaties en warmtepompen). 4 Recycling i 4.
INSTALLATIE INSTALLATIE i 5 5.1 5.1.1 Alle afmetingen van de illustraties zijn uitgedrukt in millimeter (mm). Plaatsing van het toestel Plaatsing Instructies • Zorg ervoor dat het toestel niet onder water of sneeuw kan komen te staan. • Stel de warmtepomp niet bloot aan corrosieve en stoffige omgevingen. • Plaat het niet vlakbij afzuigventilatoren van verontreinigde lucht. • Voorzie doorvoeren voor de elektrische kabels (laag- en hoogspanning). • Leg deze vereisten uit aan de gebruiker. 5.1.
INSTALLATIE 5.2 Toegankelijkheid 6 Installatie van het toestel b 6.1 Sluit deze warmtepomp niet rechtstreeks aan op een verwarmingscircuit. Sluit het aan op een hydraulische module die speciaal ontworpen is voor dit toestel. Leveringsoverzicht 2.1 2.2 2 2.3 2.4 2.5 3 3.1 • Respecteer de minimale afmetingen van de bovenstaande tekening om een correcte luchtstroom te creëren en om het onderhoud te vereenvoudigen.
INSTALLATIE 6.2 Aanbevelingen voor installatie 6.4 De installatie van de leidingen moet worden voltooid met inachtneming van alle noodzakelijke voorschriften voor het vermijden van luchtzakken en zorg voor een juiste ontluchting van de installatie. b Zorg ervoor dat het waterdebiet van het watercircuit overeenkomt met het nominale waterdebiet van het toestel (zie hoofdstuk "Technische gegevens"). 6.4.
INSTALLATIE 6.4.2 Transport van het toestel 2 3 1 a Let op ! Het toestel dient ten minste door twee personen verplaatst te worden. b Let op ! Kantel het toestel tijdens het transport niet meer dan 45° om het koudemiddelcircuit niet te beschadigen en daardoor een totale beschadiging van de installatie te veroorzaken. i Wij raden u aan het toestel te verplaatsen met behulp van een steekwagentje of aangepast materiaal.
INSTALLATIE Legende 1 Handgreep 2 Bevestigingsschroef 3 Zijpaneel 4 5 6 7 • Verwijder de bevestigingsschroeven (2). 8 • Schuif het zijpaneel (3) naar beneden en trek het naar u toe met behulp van de handgreep (1). • Verwijder de beschermingsstoppen (4) die zich op de aansluitingen bevinden. • Om het toestel te sluiten gaat u in de omgekeerde volgorde tewerk. • Sluit een flexibele verbinding (3) en een kogelkraan (2) aan op de retouraansluiting (5) naar de warmtepomp.
INSTALLATIE 10 Elektrische aansluitingen e 10.3 e Onjuiste installatie kan leiden tot een elektrische schok of beschadiging van het toestel. De elektrische aansluiting van het toestel mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend installateur. Bekabeling Steek de kabel Ebus 24V en de voedingskabel 230V in een afzonderlijke doorvoer. 1 De buitenste bekabeling moet verbonden zijn met de aarding conform de geldende normen.
INSTALLATIE 10.
INSTALLATIE 11 Ingebruikname • Controleer of de differentieelschakelaar geïnstalleerd is. • Steek het andere uiteinde van de slang (3) in een bak (4) om eventuele resten van water/glycol mengsel op te vangen tijdens het vullen van het circuit. • Controleer of de hydraulische en elektrisch aansluitingen uitgevoerd zijn. • Open de aftapkraan (1) kwartdraai met behulp van platte sleutel (2). • Controleer of de filter op de retour van de warmtepomp geïnstalleerd is.
INSTALLATIE 12 Specifieke afstelling 12.2 12.1 De warmtepomp is ontworpen om te werken vanaf een debiet (volumestroom) van 750 l/h. Als het debiet lager is dan 500 l/h, stopt de warmtepomp. Het verwarmingscomfort blijft zo altijd gegarandeerd, maar de energiebesparing is niet optimaal. Warmtepompcircuit ontluchten Met deze ontluchtfunctie kunt u de lucht die aanwezig is in het warmtepompcircuit aftappen.
ONDERHOUD 13 Informatie voor de gebruiker Na het voltooien van de installatie moet de installateur: -- de werking van het toestel en de veiligheidsvoorschriften uitleggen aan de gebruiker, en indien nodig een demonstratie geven en vragen beantwoorden; -- de gebruiker alle nodige documentatie overhandigen; -- de documenten waar nodig invullen; -- de gebruiker inlichten over de voorzorgsmaatregelen die noodzakelijk zijn om beschadiging van het systeem, het toestel en het gebouw te voorkomen; -- de gebruiker
ONDERHOUD Codenummer 23 Beschrijving Mogelijke oorzaak Oplossing Het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour van het warmtepompcircuit is te groot (>15K). De temperatuur meting is onjuist. Controleer de aansluitingen van de temperatuurvoelers retour en aanvoer van de platenwisselaar. Controleer of de positie en werking van de voeler correct zijn. De elektronische kaart werkt niet. Vervang de elektronische kaart. Niet-blokkerende fout Het waterdebiet is te gering.
ONDERHOUD Codenummer 536 Beschrijving De temperatuur van de compressor is te hoog (>105°C). Blokkerende fout na 3 pogingen. 537 De druk van de compressor is te hoog (>42 bar. Blokkerende fout - 20 - Mogelijke oorzaak Oplossing Meet de werkelijke oververhitting (deze moet < 7K zijn). Meet de elektrische stroom met een ampèretang. Als de stroom lager is dan 4,5 Er is te veel of te weinig ampère, is er waarschijnlijk te weinig koudemiddel aanwezig. koudemiddel.
ONDERHOUD Codenummer 539 Beschrijving De druk van het lage druk circuit is te laag (< 4,5 bar) in verwarmingsmodus. Blokkerende fout als dit zich meer dan 4 keer voordoet 554 Koudemiddelcircuit werkt niet goed (LD > 15 bar of HD < 11 bar of HD > 40 bar) Mogelijke oorzaak Meet de werkelijke oververhitting (deze moet < 7K zijn). Meet de elektrische stroom met een ampèretang. Als de intensiteit lager is dan Er is te weinig koudemiddel. 4,5 ampère, is er waarschijnlijk te weinig koudemiddel aanwezig.
ONDERHOUD Codenummer Beschrijving Mogelijke oorzaak Oplossing 581 Defecte temperatuursensor tijdens ontdooifunctie. De sensor is defect of niet correct aangesloten op de hoofdprint. Controleer de verbindingen van de voeler. Controleer of de positie en werking van de voeler correct zijn. Controleer de weerstand van de voeler. 582 Defecte motor in het expansieventiel De motor van het expansieventiel of de aansluiting ervan is defect Controleer de weerstand van de wikkeling.
ONDERHOUD 14.3 b Ref. status Statussen van de warmtepomp Alle blokkerende storingen aan de warmtepomp moeten opgelost worden. Zodra ze opgelost zijn, zet u de warmtepomp uit en aan om deze te resetten en controleert u dat de foutcode van het scherm verdwijnt. Beschrijving 0 Wacht op een verwarmings- of koelaanvraag.
ONDERHOUD i Ref. status 24 De storingen die in de hiernavolgende tabel worden beschreven moeten worden behandeld door een erkend installateur en, indien nodig, door de servicedienst van AWB. Beschrijving Te laag debiet in het warmtepompcircuit na voorsdraaien van de pomp. (D < 500 l/h) Mogelijke oorzaak Oplossing Het debiet van het warmtepompcircuit is te laag. Schakel de pomp in een hoge stand en controleer het debiet.
ONDERHOUD 15 Onderhoud b Belangrijk : alle reparatie en onderhoudswerkzaamheden aan het koudemiddelcircuit dienen uitgevoerd te worden door officieel gecertificeerd geschoold personeel. 15.2 Aftappen • Verbreek de stroomtoevoer naar het toestel. 1 Bij levering is de warmtepomp gevuld met het koudemiddel R410A. Dit is een chloorvrij koudemiddel dat de ozonlaag van de aarde niet aantast. R410A is niet brandgevaarlijk en ook bestaat er geen explosiegevaar.
TECHNISCHE GEGEVENS TECHNISCHE GEGEVENS i Beschrijving Deze technische gegevens zijn geldig voor een nieuw toestel met de gepaste warmtewisselaars. 17 GeniaAir Beschrijving Eenheid RM 05/1 Min. werkingstemperatuur (verwarming) °C +3 Max. werkingstemperatuur (verwarming) °C 35 Min. werkingstemperatuur (koeling) °C 16 Max.
Onder voorbehoud van technische wijzigingen 0020111743_01 - 12/10 AWB Postbus 2138, 5700 DA Helmond E info@awb.nl www.awb.