Installation Instructions
Ingebruikname 6
0020200498_01 ThermoElegance Installatie- en onderhoudshandleiding 19
6.9.2 CO₂-gehalte instellen
1. Stel door aan de schroef te draaien het (1) CO₂-gehalte
in.
◁ Door naar rechts te draaien, wordt de waarde ver-
minderd.
◁ Door naar links te draaien, wordt de waarde ver-
groot.
Aanwijzing
Alleen bij aardgas: stel de gewenste waarde
geleidelijk in. Draai hiervoor telkens de
schroef 1 slag en wacht totdat de waarde
zich stabiliseert.
Alleen bij vloeibaar gas: stel de gewenste
waarde geleidelijk in. Draai hiervoor telkens
de schroef 1/2 slag en wacht totdat de
waarde zich stabiliseert.
2. Controleer of de instelling klopt.
▽ Als de instelling niet binnen het opgegeven bereik
ligt, dan mag u het product niet in gebruik nemen.
▶ Breng het serviceteam op de hoogte.
3. Controleer of de eisen voor schone lucht met betrekking
tot. CO vervuld worden.
6.10 Controle van het gasdebiet
1. Het gasdebiet hangt af van het CO₂-gehalte en van het
ventilatortoerental.
1 2
2. Let op het typeplaatje voor de min. (1) en max. (2) toe-
rentallen op de luchtaanzuigbuis.
6.10.1 Het maximale ventilatortoerental
controleren
1. Activeer het testprogramma (P.01) en stel de waarde in.
– Instelwaarde van het programma P.01: 100
Controleprogramma's – overzicht (→ Pagina 27)
2.
Druk de toets
mode
7 seconden lang in om naar de
instellingen van de diagnosecodes van het product te
gaan.
◁ Op het display verschijnt (0).
3. Voor de controle van het maximale ventilatortoerental,
zie hoofdstuk Diagnosecodes activeren (→ Pagina 20)
en gebruik de diagnosecode (d.34).
Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 28)
▽ Als het gasdebiet niet overeenkomt met de op het
typeplaatje aangegeven waarde, neemt u contact op
met het serviceteam.
– Toelaatbare tolerantie van het ventilatortoeren-
tal: −200 … 200 o/min
4.
Druk op de toets of op de aan/uit-knop om het
menu te verlaten.
6.10.2 Het minimale ventilatortoerental
controleren
1. Activeer het testprogramma (P.01) en stel de waarde in.
– Instelwaarde van het programma P.01: 0
Controleprogramma's – overzicht (→ Pagina 27)
2.
Druk de toets
mode
7 seconden lang in om naar de
instellingen van de diagnosecodes van het product te
gaan.
3. Voor de controle van het minimale ventilatortoerental,
zie hoofdstuk Diagnosecodes activeren (→ Pagina 20)
en gebruik de diagnosecode (d.34).
Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 28)
▽ Als het gasdebiet niet overeenkomt met de op het
typeplaatje aangegeven waarde, neemt u contact op
met het serviceteam.
– Toelaatbare tolerantie van het ventilatortoeren-
tal: −200 … 200 o/min
4.
Druk de toets
mode
3 seconden lang in om naar het
testprogramma te gaan.
6.11 Functie en dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶ Controleer de gasleiding, het verbrandingsgasafvoer-
systeem, de CV-installatie en de warmwaterleidingen op
lekkages.
▶ Controleer of de buitenluchttoevoer vrij van koolstofmo-
noxide is.
◁ Voer de controle bij werkend product uit.
▶ Controleer of de VLT/VGA en de condensafvoerleidingen
perfect functioneren.
▶ Controleer de frontmantel op correcte montage.
6.11.1 Controle van de CV-functie
1. Activeer het CV-functie aan de gebruikersinterface.
2. Draai alle thermostaatkranen aan de radiatoren volledig
open.
3. Neem het product in gebruik.
– Bedrijfsduur van het product: ≥ 15 min
4. Controleer de actuele bedrijfsstatuscode.
Statuscodes - overzicht (→ Pagina 30)
◁ Als het product correct werkt, verschijnt op het
display S.04.