Installation Instructions

14 Installatievoorschrift
BOX 52
Maak tussen kachel en schoorsteen gebruik van dikwandige rookkanalen
(Staal, 2 mm). Zie Hoofdstuk 2.2.
Gebruik als eerste pijp op het toestel een pijp met een diameter van Ø130 mm aan
beide uiteinden. Eventueel condensvocht uit de schoorsteen zal dan niet over de
buitenzijde van de pijp lopen. Sluit de pijpen op het bestaande kanaal aan m.b.v. een
schuifbus in het plafond (nisbus). Controleer alle verbindingen op gasdichtheid.
Mocht uw rookkanaal te hard trekken, (bijvoorbeeld bij lange rechte kanalen in hoge
huizen) dan kan bijvoorbeeld een begrenzingsklep in de pijp bij het toestel geplaatst
worden. Laat u hierover altijd informeren door een deskundige.
Maak geen horizontale verbindingen. Hierin zal zich aanslag en roet verzamelen
(behoudens een korte horizontale aansluiting direct achter de kachel).
Bochten zijn in principe niet toegestaan. De maximale afbuiging van de doorgaande lijn
is 45°.
De schoorsteenberekening, zoals in Duitsland, volgt uit DIN 4705 T1 en T2 met voor de
kachel gemeten “Wertetripel”.
Massa-fl ow en temperatuur in de uitlaat van de kachel
De massa-fl ow en uitlaat-temperatuur van de kachel staan vermeld in hoofdstuk 8;
Technische Gegevens. Deze waarden zijn van belang voor het dimensioneren van de
aan te sluiten schoorsteen.
Reiniging van de schoorsteen
Laat de schoorsteen tenminste éénmaal per jaar door een erkende schoorsteenveger
reinigen.
Bij aanwezigheid van een schoorsteenklep dient de vrije opening in de klep tenminste
12% van het oppervlak te bedragen.
3.3 VERBRANDINGSLUCHT
Verbrandingslucht is nodig om de verbranding in stand te houden waarbij de lucht uit
de woonkamer, of direct van buiten, wordt aangezogen door de natuurlijke trek van de
schoorsteen.
Het toestel is bij levering voorbereid op verbrandingsluchttoevoer uit de woonkamer of
verbrandingsluchttoevoer direct van buiten, via de onderzijde of via de achterzijde van
het toestel.
Verbrandingslucht uit de woonkamer:
De inlaatopeningen voor de verbrandingslucht zitten onder de deur. Bij gebruik van
het toestel dient voor voldoende verse lucht gezorgd te worden: minimaal een rooster
met een netto opening van 150
cm
2
in de buitenmuur van de ruimte waar het toestel
is geplaatst.
Zorg ervoor dat, vooral bij de huidige kierdichte woningen, de ventilatie-voorzieningen
geopend zijn.