Instructions

Draag geschikte kleding. Loszittende kleding, handschoenen, stropdassen,
ringen, armbanden of andere sieraden kunnen een potentieel gevaar vormen
tijdens het gebruik van dit product. Houd alle kleding uit de buurt van het
gereedschap.
ReikNIETtever.Zorgeraltijdvoordatustevigenstabielstaattijdenshetgebruik
van dit product.
Controleer op beschadigingen. Controleer uw camera regelmatig. Als een
onderdeel van de camera beschadigd i,s moet het zorgvuldig worden
gecontroleerdomerzekervantezijndathetzijnbeoogdegebruiksdoelcorrect
kanuitvoeren.Ingevalvantwijfelmoethetonderdeelwordengerepareerd.Laat
alhetonderhoudoveraaneengekwaliceerdetechnicus.Raadpleeguwdealer
voor advies.
Uit de buurt van brandbare producten houden. Tracht dit product NIET niet in de
buurt van brandbare materialen of stoffen te gebruiken. Het niet naleven hiervan
kan ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Gebruik alleen accessoires die door de fabrikant van uw model worden
aanbevolen.Accessoiresdiegeschiktzijnvoorheteneproduct,kunnengevaarlijk
wordenbijgebruikopeenanderproduct.
Reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door gekwaliceerd
onderhoudspersoneel. Reparaties of onderhoud dat door ongekwaliceerd
personeel wordt uitgevoerd kan letselrisico veroorzaken.
Bij reparatie van het product mogen uitsluitend identieke reserveonderdelen
worden gebruikt. Het gebruik van ongeoorloofde onderdelen of het negeren van
de onderhoudsinstructies kan risico op letsel met zich meebrengen.
Handhaaf een veilige werkomgeving. Houd het werkplaats goed verlicht. Zorg
voorvoldoenderuimterondomdewerkomgeving.Houdhetwerkgebiedvrijvan
obstakels, vet, olie, afval en ander vuil. Gebruik dit product NIET in een vochtige
of natte omgeving.
Vermijdaccidenteelvuuren/ofexplosie.RookNIETindebuurtvanmotorbrandstof
enbatterijonderdelen.
De waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en instructies die in deze handleiding
worden besproken, kunnen niet alle mogelijke omstandigheden en situaties
dekken die zich kunnen voordoen. De bediener moet begrijpen dat gezond
verstandenvoorzichtigheidfactorenzijndienietinditproductkunnenworden
ingebouwd, maar door de bediener moeten worden geleverd.
52