User manual
10
Maak de leidingen spanningsvrij en verzeker ze tegen opnieuw in-
schakelen. Controleer of de strengen niet onder stroom staan.
• Verwijder de klemmenstrook aan de
achterzijde van het relaisdeel en de
kap van de schroef. Voer de kabel
(vanaf de achterkant) door de onder-
liggende opening van het relaisdeel.
De pijl “UP” moet naar het plafond
wijzen.
Let er op, dat u de ingangs- en uitgangsleidingen niet kortsluit.
Houd de leidingen gescheiden van elkaar.
• Positioneer het apparaat als een
sjabloon en markeer de plaatsen
voor de boring op de wand. Kies
in de achterwand de juiste bevesti-
gingsopeningen uit voor uw desbe-
treffende montagepositie. Daarbij
moeten de geselecteerde gaten
tegenover elkaar liggen om een
maximale stabiliteit te verzekeren.
• Boor aan de markeringen met een boor van 6 mm minstens 30 mm diep.
Houd er rekening mee dat afhankelijk van de ondergrond andere
montagevormen dan het materiaal in de bijgesloten bevestigingsset
noodzakelijk zijn. Pas de montagevorm aan de omstandigheden
aan.
UP