Operation Manual

67
Draadloze N+ modem-router
HOOFDSTUKInhoud 1 2 3 4 5 7 8 9 106
GEBRUIKMAKEN VAN DE GEAVANCEERDE WEBINTERFACE
Beheer op afstand mogelijk maken
ZORG ERVOOR DAT U HET BEHEERDERSWACHTWOORD HEBT
INGESTELD voordat u deze geavanceerde functie van uw router
inschakelt. De functie “Remote Management” (Beheer op afstand) biedt
u de mogelijkheid de instellingen van uw router te wijzigen vanaf elke
internetlocatie ter wereld. Er zijn twee methoden voor het op afstand
beheren van de router. Met de eerste kunt u de router vanaf elke
internetlocatie openen. Hiertoe selecteert u “Any IP address can remotely
manage the Router” (Elk IP-adres kan de router op afstand beheren).
Wanneer u uw WAN IP-adres intypt op een willekeurige computer met
internetverbinding, dan krijgt u een inlogscherm te zien waarin u het
wachtwoord van uw router moet invoeren.
De tweede methode is een specifiek IP-adres uitsluitend te bestemmen
voor beheer op afstand. Deze methode is veiliger, maar minder praktisch.
Bij deze methode vult u in de daarvoor bestemde ruimte het IP-adres
in van de computer waarmee u toegang tot de router wilt hebben en
selecteert u “Only this IP address can remotely manage the Router”
(Alleen met dit IP-adres kunt u de router op afstand beheren). Voordat
u deze functie inschakelt, RADEN WIJ U TEN ZEERSTE AAN uw
systeembeheerderswachtwoord in te stellen. Als u geen wachtwoord
invult, loopt uw router het risico van indringers.
Geavanceerde functie: Met "Remote Access Port" (Poort voor toegang op
afstand) kunt u de gewenste poort voor beheer op afstand configureren.
Standaard is dit poort 80.
UPnP inschakelen/uitschakelen
UPnP (Universal Plug-and-Play) is weer een andere geavanceerde
mogelijkheid van uw router van Belkin. Het is een technologie die een
naadloze werking van voice- en videomessaging, games en andere
toepassingen mogelijk maakt die voldoen aan UPnP. Voor sommige
toepassingen moet de firewall van de router op een bepaalde manier
geconfigureerd zijn om goed te werken. Hiervoor moeten meestal de TCP-
en UDP-poorten worden geopend en in sommige gevallen triggerpoorten
worden ingesteld. Toepassingen die voldoen aan UPnP kunnen met de
router communiceren, in principe om de router duidelijk te maken hoe
de firewall moet worden geconfigureerd. De router wordt geleverd met
uitgeschakelde UPnP-functie. Als u toepassingen gebruikt die voldoen aan
UpnP en u wilt profiteren van de mogelijkheden van UPpnP, dan heeft het
zin de UPnP-functie te activeren. U selecteert gewoon “Enable” (Activeren)
in het gedeelte “UPnP Enabling” (UPnP activeren) van de pagina “Utilities
(Hulpprogramma’s). Klik op “Apply Changes” (Wijzigingen toepassen) om
de wijziging op te slaan.