Installation Instructions
68
Bellfi res
Nederlands
Installatievoorschrift 
3  STORINGEN
3.1  MOGELIJKE OORZAKEN
Mogelijke oorzaken dat het toestel uitgaat kunnen zijn:
•  Wanneer het concentrische kanalensysteem niet volgens één van de voorbeelden 
  in Hoofdstuk 1.6 is gemonteerd.
•  Een verkeerd stuwplaatje is gemonteerd.
•  Waakvlam dooft, als de rookgassen niet of onvoldoende worden afgevoerd.
•  Waakvlam is vervuild of defect.
•  Onvoldoende gasdruk.
•  (Interne) lekkage van het concentrische kanalensysteem.
•  Spanning van thermokoppel is te laag. Dit wordt meestal veroorzaakt doordat de
  tip van het thermokoppel onvoldoende wordt verwarmd door de waakvlam.
•  Vervuiling van elektrische contacten in het thermo elektrische systeem; o.a.   
aansluiting thermokoppel. 
•  Batterijen in ontvanger of handzender zijn leeg.
3.2  BEVEILIGINGEN VAN HET TOESTEL
3.2.1  Thermo-elektrische waakvlambeveiliging
Het toestel is beveiligd door middel van een thermo-elektrische waakvlambeveiliging 
ter voorkoming van het onvoorzien uitstromen van gas uit de hoofdbrander.
3.2.2  Overdrukveiligheidssysteem
Het toestel is voorzien van een gepatenteerd overdrukveiligheidssysteem waarbij de 
deur, een eventueel ontstane overdruk, gecontroleerd zal afvoeren. Hierbij kantelt de 
deur, door middel van een veersysteem, enkele centimeters, kort naar voren. Hierbij 
kan een luid geluid ontstaan.
De maximale kanteling van de deur wordt begrenst door een veiligheidsstrip.
Mocht een overdruksituatie zijn voorgekomen dan dient het toestel door de installateur 
volledig nagekeken te worden.










