Operation Manual

11/ 2014
BENNING CM 11
54
Meetbereik Resolutie
Nauwkeurigheid v.d. meting
(50 Hz - 60 Hz)
Beveiliging tegen
overbelasting
300,0 mA 0,1 mA ± (1,0 % meetwaarde + 5 digits) 100 A AC/DC
3,000 A 0,001 A ± (1,0 % meetwaarde + 5 digits) 100 A AC/DC
20,00 A 0,01 A ± (1,0 % meetwaarde + 5 digits) 100 A AC/DC
7.5 Meetbereik voor weerstanden
Nullastspanning: ca. 3 V, maximale teststroom 1 mA
Meetbereik Resolutie
Nauwkeurigheid v.d. meting
(50 Hz - 60 Hz)
Beveiliging tegen
overbelasting
500,0 Ω 0,1 Ω ± (1 % meetwaarde + 2 digits) 400 V AC/DC
5,000 kΩ 1 Ω ± (1 % meetwaarde + 2 digits) 400 V AC/DC
50,00 kΩ 10 Ω ± (1 % meetwaarde + 2 digits) 400 V AC/DC
500,0 kΩ 100 Ω ± (1 % meetwaarde + 2 digits) 400 V AC/DC
7.6 Doorgangstest
Nullastspanning: ca. 3 V, maximale teststroom 1 mA
De ingebouwde zoemer geeft een akoestisch signaal bij een weerstand < 100 Ω.
8. Meten met de BENNING CM 11
8.1 Voorbereiden van metingen
Gebruik en bewaar de BENNING CM 11 uitsluitend bij de aangegeven werken opslagtempera-
turen. Niet blootstellen aan direct zonlicht.
- Controleer de gegevens op de veiligheidsmeetsnoeren ten aanzien van nominale spanning
en stroom. Origineel met de BENNING CM 11 meegeleverde snoersets voldoen aan de te
stellen eisen.
- Controleer de isolatie van de veiligheidsmeetsnoeren en de meetpennen. Beschadigde
meetsnoeren direct verwijderen.
- Veiligheidsmeetsnoeren testen op correcte doorgang. Indien de ader in het snoer onderbro-
ken is, het meetsnoer en/of meetpen direct verwijderen.
- Voordat met de draaischakelaar
5
een andere functie gekozen wordt, die nen de meetsnoe-
ren van het meetpunt te worden afgenomen.
- Storingsbronnen in de omgeving van de BENNING CM 11 kunnen leiden tot instabiele
aanduiding en/ of meetfouten.
8.2 Spanningsmeting
Let op de maximale spanning t.o.v. aarde.
Gevaarlijke spanning!
De hoogste spanning die aan de contactbussen
- COM-bus
J
, zwart
- V-Ω bus (positief)
K
, voor het meten van spanningen, weerstan den en doorgangstest, rood,
van de multimeter BENNING CM 11 ligt t.o.v. aarde, mag maximaal 300 V bedragen.
- Kies met de draaischakelaar
5
de gewenste instelling V of V.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de zwart gemerkte COM-contactbus
J
van
de BENNING CM 11.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de rood gemerkte contactbus V-Ω
K
van de
BENNING CM 11.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten van het circuit en
lees de gemeten waarde af in het display 9 van de BENNING CM 11.
Opmerking:
- In het lage spanningsbereik zal bij een open circuit de 0-V-aanduiding moge lijk niet in het
display verschijnen. Door de meetpennen even kort te sluiten kunt u de goede werking van
het apparaat controleren.
Zie fig. 2: meten van gelijkspanning
Zie fig. 3: meten van wisselspanning