Operation Manual

BENNING CM 5-1
02/ 2011
77
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω en L
van de BENNING CM 5-1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit.
- De AUTOTEST-functie wordt op de digitale display weergegeven met
“AutoSense” 4. Deze bepaalt zelfstandig de noodzakelijke meetfunctie
(spanning) en het optimale meetbereik.
- Lees de gemeten waarde af in het display van de BENNING CM 5-1.
Houdt u rekening met de beperkingen in het onderste meet-
bereik!
Gelijkspanningsmetingen zijn binnen het bereik - 0,7 V
DC
...
2,1 V
DC
niet mogelijk.
Wisselspanningsmetingen zijn pas mogelijk bij spanningen >
1,3 V
AC
.
Zie fig. 2: meten van gelijk-/ wisselspanning met de AUTOTEST-functie
8.3 Stroommeting
Geen spanning zetten op de contactbussen van de
BENNING CM 5-1. Neem eventueel de veiligheidsmeetsnoeren
van het apparaat.
- Met de toets (grijs) J de BENNING CM 5-1 inschakelen.
- Druk op de openingshendel 3 en omvat de éénaderige, stroomvoerende
leiding, zoveel mogelijk in het midden van de tang.
- De AUTOTEST-functie wordt op de digitale display weergegeven met
“AutoSense” 4. Deze bepaalt zelfstandig de noodzakelijke meetfunctie
(stroom) en het optimale meetbereik.
- Lees de gemeten waarde af in het display van de BENNING CM 5-1.
Zie fig. 3: meten van gelijk-/ wisselstroom met de AUTOTEST-functie
8.4 Weerstandsmeting en doorgangscontrole met akoestisch signaal
- Met de toets (grijs) J de BENNING CM 5-1 inschakelen.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus K van
de BENNING CM 5-1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω en L
van de BENNING CM 5-1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit.
- De AUTOTEST-functie wordt op de digitale display weergegeven met
“AutoSense” 4. Deze bepaalt zelfstandig de noodzakelijke meetfunctie
(weerstand/ doorgang) en het optimale meetbereik.
- Lees de gemeten waarde af in het display van de BENNING CM 5-1.
- Indien de gemeten weerstand in het circuit tussen de twee contactbussen
K kleiner is dan V, Ω en L 25 Ω tot 400 Ω, wordt een akoestisch
signaal afgegeven.
Zie fig. 4: weerstandsmeting
Zie fig. 5: doorgangscontrole met akoestisch signaal
8.5 Diodencontrole
- Met de toets (grijs) J de BENNING CM 5-1 inschakelen.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus K van
de BENNING CM 5-1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Ω en L
van de BENNING CM 5-1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit.
- De AUTOTEST-functie wordt op de digitale display weergegeven met
“AutoSense” 4. Deze bepaalt zelfstandig de noodzakelijke meetfunctie
(diode) en het optimale meetbereik.
- Lees de gemeten waarde af in het display van de BENNING CM 5-1.
- Voor een normale in de stroomrichting geplaatste Si-diode wordt een
doorlaatspanning tussen 0,4 V en 0,8 V weergegeven. Wanneer geen door-
laatspanning wordt weergegeven moet u eerste de polariteit van de diode
controleren. Wanneer nog steeds geen doorlaatspanning wordt weergege-
ven, dan valt de doorlaatspanning van de diode buiten de meetgrenzen.
Zie fig. 6: diodencontrole