Operation Manual

09/ 2013
BENNING CM 6
56
8.3.2 Wisselstoommeting
- Kies met de draaiknop de gewenste instelling (A AC) van de
BENNING CM 6.
- Druk op de openingshendel en omvat de éénaderige stroomvoerende
leiding, zoveel mogelijk in het midden van de tang.
- Lees de gemeten waarde af in het display .
Zie fig. 4: meten van wisselstroom.
8.4 Weerstandsmeting en doorgangstest met akoestisch signaal
- Kies met de draaiknop de gewenste instelling ( ) van de
BENNING CM 6
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus van
de BENNING CM 6.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, van de
BENNING CM 6.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING CM 6.
- Indien de gemeten weerstand in het circuit tussen de twee contactbussen
kleiner is dan 30 Ω, wordt een akoestisch signaal afgegeven.
Zie fig. 5: weerstandsmeting.
8.5. Frequentiemeting via stroomtang
Geen spanning zetten op de contactbussen van de
BENNING CM 6. Neem eventueel de veiligheidsmeetsnoeren
van het apparaat.
- Kies met de draaiknop de gewenste instelling (Hz) van de
BENNING CM 6.
- Druk op de openingshendel en omvat de éénaderige, stroomvoerende
leiding, zoveel mogelijk in het midden van de tang.
- Lees de gemeten waarde af in het display .
Zie fig. 6: frequentiemeting via stroomtang
9. Onderhoud
De BENNING CM 6 mag nooit onder spanning staan als het
apparaat geopend wordt. Gevaarlijke spanning.
Werken aan een onder spanning staande BENNING CM 6 mag uitsluitend
gebeuren door elektrotechnische specialisten, die daarbij de nodige voorzorgs-
maatregelen dienen te treffen om ongevallen te voorkomen. Maak de BENNING
CM 6 dan ook spanningsvrij alvorens het apparaat te openen.
- Ontkoppel de veiligheidsmeetsnoeren van het te meten object.
- Neem de veiligheidsmeetsnoeren af van de BENNING CM 6.
- Zet de draaischakelaar in de positie ‘OFF’.
9.1 Veiligheidsborging van het apparaat
Onder bepaalde omstandigheden kan de veiligheid tijdens het werken met de
BENNING CM 6 niet meer worden gegarandeerd, bijvoorbeeld in geval van:
- zichtbare schade aan de behuizing.
- meetfouten.
- waarneembare gevolgen van langdurige opslag onder verkeerde omstan-
digheden.
- transportschade.
In dergelijke gevallen dient de BENNING CM 6 direct te worden uitgeschakeld
en niet opnieuw elders worden gebruikt.
9.2 Reiniging
Reinig de behuizing aan de buitenzijde met een schone, droge doek (speciale
reinigingsdoeken uitgezonderd). Gebruik geen oplos- en/ of schuurmiddelen om
de BENNING CM 6 schoon te maken. Let er in het bijzonder op dat het batterij-
vak en de batterijcontacten niet vervuilen door uitlopende batterijen. Indien toch
verontreiniging ontstaat door elektrolyt of zich zout afzet bij de batterijen en/ of
in het huis, dit eveneens verwijderen met een droge, schone doek.
9.3 Het wisselen van de batterijen
Vóór het openen van de BENNING CM 6 moet het apparaat
spanningsvrij zijn. Gevaarlijke spanning!!
De BENNING CM 6 wordt gevoed door twee batterijen van 1,5 V (mignon).
Als het batterijsymbool op het display verschijnt, moeten de batterijen