User Manual

07/2013
DUSPOL
®
analog
29
nominale spanningsbereik en in elektrische installaties tot
AC/DC 1.000 V worden gebruikt!
- De spanningstester mag alleen worden gebruikt in stroom-
circuits van overspanningscategorie CAT III met maximum
1000 V of overspanningscategorie CAT IV met maximum
600 V geleider tegen aarde.
- De spanningstester is voorzien voor gebruik door gespe-
cialiseerde elektrotechnici in combinatie met veilige werk-
methoden.
- De graduele LED-indicator dient om het spanningsbereik
weer te geven en is niet bestemd voor meetdoeleinden.
- Het creëren van een spanningstester voor meer dan 30
seconden spanning (maximaal toegestane inschakelduur
ID = 30 seconden)
- De spanningstester mag niet worden gedemonteerd!
- De spanningstester moet worden beschermd tegen ver-
ontreinigingen en beschadigingen van het behuizingop-
pervlak.
- Als bescherming tegen lichamelijke letsels moet na ge-
bruik van de spanningstester de meegeleverde teststaaf-
bescherming
1
worden aangebracht op de teststaven!
Elektrische symbolen op het apparaat:
Symbool Betekenis
Belangrijke documentatie!
Het symbool geeft aan dat de gids beschreven
in de handleiding, om risico's te vermijden
Apparaat of uitrusting voor het werken onder
spanning
Drukschakelaar
AC wisselspanning
DC gelijkspanning
DC/ AC gelijk- en wisselspanning
Aarde (spanning naar aarde)
Drukschakelaar (handbediening); wijst er
op,dat de desbetreffende indicaties alleen
plaatsvinden bij bediening van de beide druk-
schakelaars
Rechts draaiveld; de draaiveldrichting kan al-
leen bij 50 of 60 Hz en in een geaard netwerk
worden weergegeven
Draaispoelindicatie
2. Apparaatbeschrijving
1
Teststaafbescherming
2
Teststaaf L1/-
3
Teststaaf L2/+
4
Draaispoelindicatie
5
Drukschakelaar
6
Handgreep L1
7
Indicatorgreep L2
8
Graduele LED-indicator
9
LC-display met „R“ symbool voor het testen van de buiten-
geleider (fase) en de draaiveldindicatie (rechts)
J
+/- LED´s van de polariteitsindicatie
3. Functiecontrole
- Onmiddellijk voor en na het gebruik moet de spannings-
tester worden gecontroleerd op zijn werking!
- Test de spanningstester op bekende spanningsbronnen
bijv. op een 230 V-contactdoos.
- Gebruik de spanningstester niet, wanneer niet alle func-
ties foutloos werken!
4. Spanningstest AC/ DC (afbeelding A/B)
- Leg de beide teststaven L1/+
2
en L2/-
3
tegen de te
testen installatieonderdelen.
- De omvang van de aanwezige spanning wordt weergege-
ven via de graduele LED-indicator
8
.
- Door bediening van de beide drukschakelaars
5
worden
de draaispoelindicatie
4
, de 12 V LED-indicator (+/-) en
een interne last in de spanningstester ingeschakeld.
- Wisselspanningen (AC) worden weergegeven door het
gelijktijdig oplichten van de + 24 V LED en van de - 24 V
LED.
- Gelijkspanningen (DC) worden weergegeven door het
oplichten van de + 24 V LED of van de - 24 V LED. Via
de polariteitsindicatie
J
wordt de op de teststaaf L2/+
3
aanwezige polariteit + of - weergegeven.
- Om een onderscheid te maken tussen energierijke en
energiearme spanningen (bijv. capacitief ingekoppelde
stoorspanningen) kan door bediening van de beide druk-
schakelaars een interne last in de spanningstester worden
ingeschakeld. (zie hoofdstuk 5.)
5. Lastinschakeling met vibratiealarm (afbeelding A/B)
De beide handgrepen L1
6
en L2
7
zijn voorzien van druk-
schakelaars
5
. Bij bediening van de beide drukschakelaars
wordt er op een lagere inwendige weerstand geschakeld.
Hierbij wordt een vibratiemotor (motor met onbalans) onder
spanning gezet. Vanaf ca. 200 V wordt deze in een draaibewe-
ging gebracht. Naarmate de spanning stijgt, verhogen ook het
toerental en de vibratie. De duur van de test met een lagere
inwendige weerstand (lasttest) is afhankelijk van de omvang
van de te meten spanning. Om ervoor te zorgen dat het ap-
paraat niet ontoelaatbaar wordt verhit, is er een thermische
beveiliging (terugregeling) voorzien. Bij deze terugregeling
daalt het toerental van de vibratiemotor en stijgt de inwendige
weerstand.