Operation Manual
02/ 2011
BENNING IT 101
98
8.4 Meten van isolatieweerstand
LET OP: maximale spanning t.o.v. aarde!
Gevaarlijke spanning!
De hoogste spanning die aan de contactbussen:
- COM-contactbus M
- Contactbus voor V, Insulation
L
van de BENNING IT 101 ligt t.o.v. aarde, mag maximaal 600 V zijn. Vermijd bij
metingen vonkbogen gedurende langere tijd tussen de testpennen/ meetpun-
ten, deze kunnen apparatuurstoringen veroorzaken.
Tijdens het meten van isolatieweerstand kunnen aan de punten
van de meetpennen van de BENNING IT 101 gevaarlijke span-
ningen voorkomen. Denk er aan dat deze spanningen ook kun-
nen optreden aan blanke metaaldelen van het schakelcircuit.
Vermijd contact met de testpennen wanneer de draaischakelaar
J op positie 50 V, 100 V, 250 V, 500 V of 1000 V staat.
- Maak het te meten schakelcircuit c.q. het object, spanningsvrij.
- Kies met de draaischakelaar J de gewenste functie (MΩ)
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus M van
de BENNING IT 101.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V, Insulation L
van de BENNING IT 101.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten
van het circuit.
- Bij een spanning vanaf 30 V AC/ DC wordt extra gewaarschuwd met behulp
van een knipperend waarschuwingssymbool (
) R, vóór een vreemde
spanning wordt aangelegd. De isolatieweerstandsmeting wordt dan afge-
broken. Schakel het schakelcircuit spanningsvrij en herhaal de meting.
- Om de meting te starten, drukt u op de knop TEST
8
.
- Druk op de blauwe knop
3
, om de isolatieweerstand of de lekstroom weer
te geven.
- Om de isolatieweerstand continu te meten, drukt u eerst op de knop LOCK
6
en vervolgens op TEST
8
. De waarde wordt continu gemeten, tot de
knop TEST
8
of LOCK
6
nogmaals wordt ingedrukt.
Alvorens de meetleidingen te verwijderen, dient u de knop
TEST
8
los te laten en te wachten tot de spanning weer tot 0 V
is gedaald. Op deze manier worden de interne energiebuffers
van het te testen onderdeel via het meettoestel ontladen
- Weerstandswaarden die groter dan het meetbereik zijn, worden op het
display
2
met “>“ P weergegeven.
Zie fig. 5: Meten van isolatieweerstand (symbolisch)
8.4.1 Compare-functie (vergelijkingsfunctie)
- Het isolatieweerstandsmeettoestel BENNING IT 101 heeft 12 opgeslagen
grenswaarden: 100 kΩ, 200 kΩ, 500 kΩ, 1 MΩ, 2 MΩ, 5 MΩ, 10 MΩ,
20 MΩ, 50 MΩ, 100 MΩ, 200 MΩ en 500 MΩ.
- Vóór het begin van de meting dient u op de knop COMP
4
te drukken, om
de grenswaarde te selecteren. In de vergelijkingsmodus verschijnt het sym-
bool “COMPARE“ J, de geselecteerde grenswaarde wordt rechtsonder op
het display
2
vermeld. De vergelijkingsfunctie maakt een directe controle
op onderschrijding van de geselecteerde grenswaarde mogelijk.
- Het groene PASS-controlelampje
7
brandt, als de gemeten waarde de
referentiewaarde (weerstandswaarde) overschrijdt.
- Met een druk op de knop COMP
4
kan de grenswaarde geselecteerd en
geactiveerd worden.
- Door de knop COMP
4
langer ingedrukt te houden (2 seconden), wordt de
vergelijkingsfunctie weer uitgeschakeld.
8.5 Polarisatie-index (PI) en diëlektrische absorptieratio (DAR)
- Maak het te meten schakelcircuit c.q. het object, spanningsvrij.
- Kies met de draaischakelaar J de gewenste functie (MΩ)
- Om de polarisatie-index (PI) te bepalen, houdt u de knop LOCK
6
(PI/DAR)
langer ingedrukt (2 seconden). Op het display
2
verschijnt het symbool “PI“
L. Door nogmaals op de knop te drukken, kan worden gekozen tussen de
meting van de diëlektrische absorptieratio (DAR) of van de polarisatie-index
(PI). De gekozen meting (PI L of DAR K) wordt op het display
2
aange-
geven.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus M van
de BENNING IT 101.