Operation Manual

101
Meetbereik Resolutie Nauwkeurigheid v/d meting
2 nF 1 pF ±
(1,9 % meetwaarde + 8 digits)
20 nF 10 pF ±
(1,9 % meetwaarde + 8 digits)
200 nF 100 pF ±
(1,9 % meetwaarde + 8 digits)
2 µF 1 nF ±
(1,9 % meetwaarde + 8 digits)
20 µF 10 nF ±
(1,9 % meetwaarde + 8 digits)
200 µF 100 nF ±
(1,9 % meetwaarde + 8 digits)
2 mF 1 µF ±
(1,9 % meetwaarde + 8 digits)
< 10 digits bij wisselende metingen
7.8 Frequentiebereik ( BENNING MM 1-2/ 1-3)
Beveiliging tegen overbelasting bij frequentiemetingen: 600 V
eff
.
Minimale gevoeligheid > 25 ns: begrenzing arbeidscyclus > 30 % en < 70 %.
Meetbereik Resolutie Nauwkeurigheid v/d meting voor max. 5 V
eff
Gevoeligheid
2 kHz 1 Hz ± (0,01 %
meetwaarde + 1 digits
) > 1,5 < 5 V
eff
20 kHz 10 Hz ± (0,01 %
meetwaarde + 1 digits
) > 1,5 < 5 V
eff
200 kHz 100 Hz ± (0,01 %
meetwaarde + 1 digits
) > 1,5 < 5 V
eff
2 MHz 1 kHz ± (0,01 %
meetwaarde + 1 digits
) > 2 < 5 V
eff
20 MHz 10 kHz ± (0,01 %
meetwaarde + 1 digits
) > 2 < 5 V
eff
7.9 Temperatuurbereik °C ( BENNING MM 1-3)
Een temperatuurmeting ( BENNING MM 1-3) is alleen met bijgevoegde tempe-
ratuuradapter mogelijk.
Beveiliging tegen overbelasting bij temperatuurmetingen: 600 V
eff
.
Meetbereik Resolutie Nauwkeurigheid v/d meting
-20 °C ~ 0 °C 1 °C ± (2 % + 4 °C)
1 °C ~ 100 °C 1 °C ± (1 % + 3 °C)
101 °C ~ 500 °C 1 °C ± (2 % + 3 °C)
501 °C ~ 800 °C 1 °C ± (3 % + 2 °C)
7.10
Temperatuurbereik °F ( BENNING MM 1-3)
Een temperatuurmeting ( BENNING MM 1-3) is alleen met bijgevoegde tempe-
ratuuradapter mogelijk.
Beveiliging tegen overbelasting bij temperatuurmetingen: 600 V
eff
.
Meetbereik Resolutie Nauwkeurigheid v/d meting
-4 °F ~ 32 °F 1 °F ± (2 % + 8 °F)
33 °F ~ 212 °F 1 °F ± (1 % + 6 °F)
213 °F ~ 932 °F 1 °F ± (2 % + 6 °F)
933 °F ~ 1472 °F 1 °F ± (3 % + 4 °F)
8. Meten met de BENNING MM 1‑1/1‑2/1‑3
8.1 Voorbereiding van de metingen
Gebruik en bewaar de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3 uitsluitend bij de aange-
geven werk- en opslagtemperaturen. Niet blootstellen aan direct zonlicht.
- Controleer de gegevens op de veiligheidsmeetsnoeren ten aanzien van no-
minale spanning en stroom. Origineel met de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3
meegeleverde snoersets voldoen aan de te stellen eisen.
- Controleer de isolatie van de veiligheidsmeetsnoeren. Beschadigde meets-
noeren direct verwijderen.
- Veiligheidsmeetsnoeren testen op correcte doorgang. Indien de ader in het
snoer onderbroken is, het meetsnoer direct verwijderen.
- Voordat met de draaischakelaar 8 een andere functie gekozen wordt,
dienen de meetsnoeren van het meetpunt te worden afgenomen.
- Storingsbronnen in de omgeving van de BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3
kunnen leiden tot instabiele aanduiding en/of meetfouten.
09/ 2013
BENNING MM 1-1/ 1-2/ 1-3