Operation Manual

Bediening 33
1. Menu Beeld
Sommige beeldaanpassingen zijn alleen mogelijk wanneer bepaalde ingangen in gebruik zijn.
Aanpassingen die niet beschikbaar zijn, worden niet weergegeven op het scherm.
FUNCTIE
(standaard-
instelling/waarde)
BESCHRIJVING
Projectietoe-
passing
(PC: Presentatie;
YPbPr/S-Video/v:
Film)
Met de vooraf ingestelde projectietoepassingen kunt u de
instellingen van het projectorbeeld aanpassen aan het type
programma. Zie "Projectietoepassing selecteren" op pagina 26 voor
meer informatie.
Autom.
trapezium
(Aan)
Als deze functie Aan staat, detecteert de projector de kantelhoek en
corrigeert het apparaat de trapeziumfouten automatisch. U hoeft
de vorm van het beeld niet handmatig aan te passen.
Keystone
(Trapezium)
(0)
Corrigeert eventuele trapeziumfouten in het beeld. Zie "Keystone
(Trapezium) corrigeren" op pagina 25 voor meer informatie.
Kleurtempe-
ratuur
(afhankelijk van de
geselecteerde
toepassingsmodus)
Er zijn vier instellingen voor kleurtemperatuur beschikbaar.
Zie "3. Een kleurtemperatuur selecteren" op pagina 27 voor meer
informatie.
Helderheid
(afhankelijk van de
geselecteerde
invoerbron)
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "1. Helderheid aanpassen"
op pagina 27 voor meer informatie.
Contrast
(afhankelijk van de
geselecteerde
invoerbron)
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in.
Zie "2. Het contrast aanpassen" op pagina 27 voor meer informatie.
Kleur
(afhankelijk van de
geselecteerde
invoerbron)
Verhoogt of verlaagt de kleurintensiteit van het beeld.
Tint (50)
Stelt de kleurtonen van het beeld in. Hoe hoger de waarde, hoe roder
de afbeelding. Hoe lager de waarde, hoe groener de afbeelding.
Bij verbindingen met een video- of S-Video-signaal is de functie
alleen beschikbaar als het NTSC-systeem is geselecteerd.