Operation Manual

Bediening 29
2. Werkelijk
: Het beeld wordt
geprojecteerd in de oorspronkelijke
resolutie, en de grootte wordt
aangepast binnen het weergavegebied.
Bij ingangssignalen met een lagere
resolutie, worden de beelden kleiner
weergegeven dan op een volledig
scherm. Indien nodig past u de
zoominstellingen aan of plaatst u de
projector dichter bij het scherm,
zodat het beeld wordt vergroot.
Wellicht dient u hierna ook de
scherpstelling van de projector aan te
passen.
3. 4:3: Past het beeld zodanig aan dat
het in het midden van het scherm
wordt weergegeven in een
beeldverhouding van 4:3. Deze
instelling is vooral geschikt voor 4:3-
beeld zoals bepaalde
computermonitors, tv's met een
standaarddefinitie en dvd-films met
een 4:3-beeldverhouding, omdat in dit
geval de beeldverhouding van het
beeldsignaal behouden blijft.
4. 16:9: Past het beeld zodanig aan dat
het in het midden van het scherm
wordt weergegeven in een
beeldverhouding van 16:9. Dit is
vooral geschikt voor beelden met een
beeldverhouding van 16:9, zoals
HDTV, omdat dit beeld met dezelfde
beeldverhouding wordt weergegeven.
5. 16:10: Past het beeld zodanig aan dat
het in het midden van het scherm
wordt weergegeven in een
beeldverhouding van 16:10. Dit met
name geschikt voor beelden die al een
verhouding van 16:10 hebben, deze
worden weergegeven zonder
beeldvervorming.
4:3-beeld
16:9-beeld
4:3-beeld
16:9-beeld
16:10-beeld