Operation Manual
Bediening44
Functie Beschrijving
Beeldmodus
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 29 voor details.
Referentiemodus
Hiermee selecteert u een beeldmodus die voldoet aan uw
beeldkwaliteitwensen en kunt u het beeld verder verfijnen op basis
van de selecties onder aan dezelfde pagina. Zie "De
Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2 modus instellen" op
pagina 29 voor details.
Helderheid
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen van
Helderheid" op pagina 30 voor details.
Contrast
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in.
Zie "Aanpassen van Contrast" op pagina 30 voor details.
Kleur
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen van
Kleur" op pagina 30 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar als een video-, S-video-
of Component videosignaal is geselecteerd.
Tint
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan.
Zie "Aanpassen van Tint" op pagina 30 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar als een video- of
S-videosignaal is geselecteerd en de systeemindeling
NTSC is.
Scherpte
Maakt het beeld scherper of onscherper. Zie "Aanpassen van
Scherpte" op pagina 30 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar als een video-, S-video-
of Component videosignaal is geselecteerd.
Brilliant Color
Zie "Aanpassen van Brilliant Color" op pagina 30 voor details.
Kleurtemperatuur
Zie "Een kleurtemperatuur selecteren" op pagina 30 voor details.
3D-kleurbeheer
Zie "3D-kleurbeheer" op pagina 31 voor details.
Instellingen ops-
laan
Slaat de instellingen voor de modus Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 op.
Snel automatisch
zoeken
Zie "Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 25 voor details.
Kleurruimtecon-
versie
Zie "De Kleurruimte veranderen" op pagina 26 voor details.
2. BEELD menu
3. INGANG menu