Operation Manual

Inleiding 11
Bedieningselementen en functies
Projector
6. SOURCE
Geeft de bronselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op
pagina 32 voor details.
7. Keystone/pijltoetsen ( /
Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt. Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 27 voor
details.
8. POWER (Power-lampje)
Licht op of knippert als de projector
wordt gebruikt. Zie "Indicators" op
pagina 65 voor details.
9. AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtimings bepaald voor het
weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 26
voor details.
10. Rechts/ Volumeniveau
verhogen
Verhoogt het volume. Zie "Het volume
regelen" op pagina 42 voor details.
Als het On-Screen Display (OSD) menu
is geactiveerd, worden de toetsen 4, 5, 7
en 10 gebruikt als richtingspijlen om de
gewenste menu-items te selecteren en
aanpassen aan te brengen. Zie "De
menu's gebruiken" op pagina 28 voor
details.
11. MODE/ENTER
Selecteert een beschikbare
beeldinstellingsmodus. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 35
voor details.
Hiermee opent u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu (OSD).
Zie "De menu's gebruiken" op pagina 28
voor details.
1. Lensverschuiving
Gebruik de inbussleutel om de functie
lensverschuiving aan te passen.
2. Focusring
Hiermee wordt het uiterlijk van het
geprojecteerde beeld aangepast. Zie "Het
beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 27 voor details.
3. MENU/EXIT
Hiermee schakelt u het OSD-menu in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige
OSD-menu en slaat u de menu-instellingen
op. Zie "De menu's gebruiken" op pagina
28 voor details.
4. Keystone/pijltoetsen ( /
Omhoog)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
Zie "Keystone corrigeren" op pagina 27
voor details.
5. Links/ Volumeniveau verlagen
Verlaagt het volume. Zie "Het volume
regelen" op pagina 42 voor details.
2
4
9
5
6
7
13
14
3
8
10
11
12
1