Operation Manual
Inleiding8
Bedieningselementen en functies
Extern bedieningspaneel
1
2
3
9
6
8
5
11
10
4
7
12
13
1. Power (Aan/uit-knop) (Zie pagina's
17 en 18 voor meer informatie.)
De projector aan- of uitzetten.
2. Menu
Het schermmenu openen, opslaan en
afsluiten.
3. Omlaag 6
4. 5 Omhoog
5. 3 Links
6. Rechts 4
Met de toetsen #2 tot #6 kunt u de
gewenste items selecteren en
instellingen wijzigen. Zie pagina 23
voor meer informatie.
Als het schermmenu niet is
geactiveerd, functioneren de toetsen
3 Left (Links) en Right (Rechts)4
als sneltoetsen voor Keystone -/+
(Trapeziumcorrectie -/+). Zie
pagina 19 voor meer informatie.
7. Source (Bron) (Zie pagina 20 voor
informatie.)
Hiermee selecteert u
achtereenvolgens het ingangssignaal
analoog RGB, video of S-Video.
8. Auto (Zie pagina 20 voor meer
informatie.)
Hiermee worden automatisch de
beste beeldinstellingen bepaald voor
het weergegeven beeld.
9. POWER-lampje (Zie pagina 33 voor
meer informatie.)
Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt.
10. Waarschuwingslampje temperatuur
(Zie pagina 33 voor meer informatie.)
Knippert rood als de temperatuur van
de projector te hoog wordt.
11. LAMP-indicatielampje (Zie pagina 33
voor meer informatie.)
Geeft de lampstatus aan. Brandt of
knippert als er een probleem is met de
lamp.
12. Zoomring
Hiermee past u de grootte van het
beeld aan.
Draai de ring rechtsom om het beeld
te vergroten of linksom om het beeld
te verkleinen.
13. Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van
het geprojecteerde beeld aan.










