Operation Manual
Inleiding 9
Bedieningselementen en functies
Extern bedieningspaneel
1
2
3
9
8
4
11
10
5
7
6
12
13
1. Power (Aan/uit-knop) (Zie pagina 18
voor meer informatie.)
Hiermee kunt u de projector aan- of
uitzetten.
2. Source (Bron) (Zie pagina 21 voor
meer informatie.)
Hiermee selecteert u achtereenvolgens
het ingangssignaal RGB, YP
bPr,
S-Video of Video.
3. 3 Links
4. Rechts 4
Als het schermmenu niet is
geactiveerd, functioneren de toetsen #3
en #4 als sneltoetsen voor Keystone -/+
(Trapeziumcorrectie -/+).
Zie pagina 20 voor meer informatie.
5. 5Exit (Afsluiten)
Hiermee slaat u de menu-instellingen
op en sluit u het menu.
6. 6Menu
Hiermee schakelt u de schermmenu's in.
Als het schermmenu is geactiveerd,
functioneren de knoppen #3 tot #6 als
richtingsknoppen om de gewenste
items te selecteren en de instellingen te
wijzigen. Zie pagina 26 voor meer
informatie.
7. Auto (Zie pagina 22 voor meer
informatie.)
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor
het weergegeven beeld.
8. Blank (Onderdrukken) (Zie pagina 22
voor meer informatie.)
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. U kunt nogmaals op Blank
(Onderdrukken) of op Return (Terug)
drukken om de afbeelding opnieuw
weer te geven.
9. POWER-lampje
Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt.
10. Waarschuwingslampje temperatuur
(Zie pagina 41 voor meer informatie.)
Knippert rood als de temperatuur van
de projector te hoog wordt.
11. LAMP-indicatielampje (Zie pagina 39
voor meer informatie.)
Geeft de lampstatus aan. Brandt of
knippert als er een probleem is met de
lamp.
12. Zoomring
Hiermee past u de grootte van het
beeld aan.
13. Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van
het geprojecteerde beeld aan.










