Operation Manual

Inleiding 11
Bedieningselementen en functies
Projector
5. TEMP-waarschuwingslampje
(temperatuur)
Licht rood op als de temperatuur van
de projector te hoog wordt. Zie
"Indicators" op pagina 65 voor details.
6. LAMP-indicatorlichtje
Geeft de status van de lamp aan. Licht
op of knippert wanneer er een
probleem is met de lamp. Zie
"Indicators" op pagina 65 voor details.
7. VOEDING
Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in. Zie "De projector
opstarten" op pagina 22 en "De
projector uitschakelen" op pagina 42
voor details.
8. SOURCE
Geeft de bronselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op
pagina 30 voor details.
9. BACK
Gaat terug naar het vorige OSD-menu
of sluit af en slaat menu-instellingen op
indien op het hoogste niveau van het
menu.
10. MENU
Hiermee schakelt u het OSD-menu in,
sluit dit af en slaat de menu-instellingen
op.
11. AUTO
Bepaalt automatisch de beste
beeldtimings voor het weergegeven
beeld. Zie "Het beeld automatisch
aanpassen" op pagina 23 voor details.
1. Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van het
geprojecteerde beeld aan. Zie "Het
beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 24 voor details.
2. Zoomring
Hiermee past u de grootte van het beeld
aan. Zie "Het beeldformaat en de
helderheid fijn afstellen" op pagina 24
voor details.
3. OK
Selecteert een beschikbare
beeldinstellingsmodus. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 33
voor details.
Activeert het geselecteerde item van het
OSD-menu. Zie "De menu's gebruiken"
op pagina 25 voor details.
4. Voedingsindicator
Licht op of knippert als de projector
wordt gebruikt. Zie "Indicators" op
pagina 65 voor details.
1
2
4
5
6
8
9
7
12
12
13
1011
14
14
3
I
I