Operation Manual

11
Meten van de oppervlaktetemperatuur
Druk gedurende 1 seconde op de toets om de thermometer in te schakelen. Nadat de zelftest met succes is
afgerond klinken twee korte pieptonen.
Druk vervolgens gedurende 3 seconden gelij ktij dig op de toetsen en om de objecttemperatuurmodus te
activeren. Op de display verschij nt de melding .
Houd de toets of Forehead ingedrukt en richt de sensortip op een afstand van 3 cm op het te meten voorwerp
of vloeistof (in geen geval onderdompelen in vloeisto en).
Laat de toets of Forehead weer los. Het einde van de meting wordt gesignaleerd met een korte pieptoon.
De gemeten waarde verschij nt op de display.
Let erop dat de weergegeven temperatuur de vastgestelde en niet de aangepaste oppervlaktetemperatuur is. Deze kan
niet worden vergeleken met de voorhoofd-/oortemperatuur.
Om weer terug te schakelen naar de oor-/voorhoofdmodus drukt u 3 seconden lang gelij ktij dig op de toetsen en ,
tot de melding verdwij nt en een korte pieptoon klinkt. Bij het uit- en weer inschakelen van de thermometer wordt de
objecttemperatuurmodus automatisch verlaten.
De laatst bepaalde meetwaarde, d.w.z. alleen de laatste waarde van een meetreeks, wordt automatisch opgeslagen
wanneer de thermometer (automatisch) wordt uitgeschakeld. Hiervoor zij n 10 geheugenplaatsen beschikbaar.
Druk gelij ktij dig op de toetsen
en Forehead gedurende drie seconden om de thermometer uit te schakelen.
Als u na het gebruik verder nergens op drukt, wordt de thermometer ca. 1 minuut na de weergave van de gemeten
waarde automatisch uitgeschakeld.
Schakel de thermometer in en druk op de toets
om de opgeslagen waarde op te vragen.
Het instrument toont steeds de datum, de tij d, het geheugenplaatsnummer en het symbool van de meetmodus bij iedere
opgeslagen temperatuur. Door herhaaldelij k op de toets te drukken kunt u door de geheugenplaatsen met meetre-
sultaten bladeren.