Operation Manual

Beurer GL40 mg/dL 25
5.4 Functiecontrole met controleoplossing
De controleoplossing wordt voor de controle van het volledige systeem voor
bloedsuikermeting ingezet. Hierbij kan vastgesteld worden of het meettoestel en de
teststroken optimaal samenwerken en of de test juist uitgevoerd wordt.
U moet een controleoplossingstest uitvoeren als u vermoedt dat het meettoestel of de
teststroken defect zouden kunnen zijn of als u meermaals onverwachte
bloedsuikerresultaten gemeten hebt. Test het meettoestel ook als het gevallen of
beschadigd is. De controleoplossing is afzonderlijk verkrijgbaar. Gelieve voor de
controleoplossingstest ook de andere aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de
controleoplossing te lezen.
Attentie
Nooit controleoplossingen van andere fabrikanten gebruiken. De correcte werking van uw
meettoestel kan alleen met de Beurer GL40 controleoplossing gecontroleerd worden.
Functietest met controleoplossing uitvoeren
1 Houd het meettoestel zodanig dat het display naar u gericht is.
2
Steek een teststrook met de contacten naar voren in de gleuf aan het meettoestel.
Zorg ervoor dat de voorkant van de teststrook naar u gericht is (zie "Teststrook"
pagina 14).
3
Het toestel schakelt automatisch in en geeft kort het begindisplay weer. Zodra de hand
en het symbool knipperen, is het toestel klaar om te meten.
Aanwijzing
Druk op de tuimeltoets S of T om naar de controlemodus te gaan. "CtL" wordt op
het display weergegeven. Dit betekent dat de resultaatwaarde niet in het geheugen
overgenomen wordt en hierdoor uw meetwaardestatistiek niet vervalst wordt. Bij het
opnieuw indrukken van S of T verdwijnt ""CtL" opnieuw van het display en de
waarde wordt heel normaal in het geheugen opgeslagen.
4
Schud de controleoplossing grondig voor gebruik. Schroef de sluitdop eraf en druk er
een druppel uit. Veeg de eerste druppel af en druk een andere eruit.
5
Opdat de in de fles achterblijvende controleoplossing via de punt van de fles niet door
contact met de teststrook vervuild zou worden, mag u de druppel niet direct op de
teststrook aanbrengen. Breng de druppel op een schone ondergrond aan. Breng de
druppel dan op de spleet voor de bloedopname aan de teststrook aan. De oplossing
wordt in de spleet gezogen. Veeg de punt van de fles met een schone, droge
papieren doek af.
6
Als de spleet met de oplossing gevuld is, voert het toestel de meting uit. Het toestel
telt hierbij ca. vijf seconden achteruit. Het meetresultaat wordt daarna op het display
weergegeven.
7
Controleer of het resultaat in het opgegeven resultaatbereik van de controleoplossing
ligt. Dit resultaatbereik is op de doos met de teststroken opgedrukt.