Navigatie TravelPilot DX-N Gebruiksaanwijzing Aangeboden door : NavigatieForum CopyRight : Blaupunkt
Aanwijzingen voor de veiligheid De TravelPilot is ontworpen voor gebruik in personenauto’s. Speciale informatie, zoals hoogtebeperkingen of maximale wiel- of asdruk die nodig zijn voor de routegeleiding van vrachtwagens en autobussen, is niet opgenomen op de cd. Bediening tijdens de rit Wanneer u geen acht slaat op het verkeer, kunt u ernstige ongelukken veroorzaken.
Inhoudsopgave Aanwijzingen voor de veiligheid ..............................2 Algemeen .............................5 Over deze handleiding ....................... 5 Accessoires ......................................... 5 Infrarood-stuurwielafstandsbediening RC 09 .................................................... 5 TMC-Tunerbox D-Namic ...................... 5 Principe van de navigatie .................. 6 Inschakelen ......................................... 6 Bedieningsintro ...........................
Inhoudsopgave Dynamische routegeleiding met TMC ............36 TMC in-/uitschakelen ........................ 36 TMC-zender kiezen met de TMC-Tunerbox D-Namic ................... 37 TMC-zender kiezen met de autoradio ........................................... 38 Verkeersinformatie weergeven ....... 39 Route tijdens de routegeleiding berekenen met TMC ......................... 39 Routeopties kiezen ...........40 Routeopties voor de routegeleiding wijzigen .............................
Algemeen Over deze handleiding Deze handleiding moet u vertrouwd maken met de bediening en de functies van uw TravelPilot DX-N en een veilige en succesvolle bediening mogelijk maken. Lees deze handleiding voordat u de TravelPilot DX-N voor het eerst gebruikt aandachtig door en bewaar hem zorgvuldig in de auto. Om informatie snel te kunnen opzoeken worden in deze handleiding de volgende symbolen gebruikt op afzonderlijke stappen aan te duiden: 1.
Algemeen Principe van de navigatie De actuele positie van de auto wordt door uw TravelPilot DX-N bepaald d.m.v. het door satellieten ondersteunde positioneringssysteem GPS. GPS betekent Global Positioning System en maakt het mogelijk om wereldwijd veilig de positie te bepalen. Bovendien worden de bewegingen van de auto geregistreerd d.m.v. een “gyro” en het elektronische snelheidssignaal van de auto.
Algemeen Diefstalbeveiligingssysteem Om ingebruikname van de TravelPilot DX-N na onderbreking van de accuspanning (bv. bij diefstal) te voorkomen hebt u de mogelijkheid om de codering van uw TravelPilot DX-N te activeren. Wanneer de codering actief is, kan het apparaat na onderbreking van de accuspanning alleen in gebruik worden genomen door het invoeren van het codenummer. U vindt het codenummer in de apparaatpas van de TravelPilot DX-N.
Beknopte handleiding De gehele bediening van de TravelPilot DX-N verloopt via de toetsen van de afstandsbediening. OK OK-toets; voor het kiezen van menuopties Pijltoetsen; voor het verschuiven van de keuzemarkering Bedieningspaneel Terug-toets; voor het verlaten van menu’s ! File-toets; opent het menu ban de dynamische routegeleiding en de handmatige file-omleiding. Info-toets; herhaalt de laatste gesproken mededeling van de navigatie en roept het Info-menu op.
Beknopte handleiding Om u snel vertrouwd te maken met de basisfuncties van de TravelPilot DX-N worden hieronder drie voorbeelden gegeven ter illustratie: – Direct invoeren van een stad als reisdoel met vermelding van straat en dwarsstraat. – Invoeren van een naam voor het reisdoel en deze opslaan in het reisdoelgeheugen. – Routegeleiding met kaart: wijzigen van de schaal van de kaart en de informatie op de kaart.
Beknopte handleiding Pluspunt: telkens wanneer een volgende letter wordt ingevoerd, verandert automatisch de lijst met weergegeven plaatsnamen. Zo kunt u de gewenste plaats snel vinden. 5. Markeer achtereenvolgens de letters “E”, “R”, “L” en “I” en druk na elke letter op de OK -toets. In de lijst verschijnt “BERLIN”. ✔ Pluspunt: de laatste twintig ingevoerde steden worden automatisch opgeslagen.
Beknopte handleiding Straat: 9. De keuzemarkering staat in het menu “Reisdoel” automatisch op het -symbool (straat). Druk op de OK -toets. De lijst met letters voor het invoeren van de straatnaam verschijnt. ✔ Ga voor het invoeren van de straatnaam “Alexanderplatz” te werk zoals beschreven onder “Stad”. Dwarsstraat: 10. -symbool (dwarsstraat). De keuzemarkering staat automatisch op het Druk op de OK -toets. De keuzelijst met de beschikbare dwarsstraten verschijnt. ✔ Kies “ALEXANDERSTRASSE”.
Beknopte handleiding Voorbeeld voor routegeleiding met kaartweergave Nadat het reisdoel is ingevoerd, kunt u de routegeleiding starten. 1. Kies de menuoptie “Start”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een menu met de gegevens van het actuele reisdoel. ✔ De gesproken mededeling “De route wordt berekend” is te horen. U kunt vanuit dit menu de routeopties wijzigen. Pluspunt: de routeopties kunnen op elk moment tijdens de routegeleiding worden gewijzigd.
Beknopte handleiding Overschakelen op de kaartweergave 6. Wanneer de als laatste actieve routegeleiding met symbolen werd weergegeven, schakelt u als volgt over op de kaartweergave: druk tijdens de routegeleiding op de OK -toets. Aan de linker onderrand verschijnt een uitvouwmenu. ✔ 7. Kies “Kaart” en druk op de OK -toets. De kaartweergave verschijnt. ✔ Pluspunt: met dit uitvouwmenu kunt u tijdens de routegeleiding gemakkelijk wisselen tussen de symbool- en de kaartweergave.
Beknopte handleiding 10. Druk tijdens de routegeleiding op de OK -toets. Aan de linker onderrand verschijnt een uitvouwmenu. ✔ 11. Kies “Instelling” en druk op de OK -toets. Het menu “Instelling” verschijnt. ✔ 12. Kies het -symbool en druk op de OK -toets. Het keuzemenu “Info op kaart” verschijnt. ✔ -toets de menuoptie “Parkeerplaats” en druk op de Kies met de OK -toets. In het vakje links naast de menuoptie verschijnt een v-tekentje.
Reisdoel invoeren Naast de vier symbolen op de bovenste regel in het menu “Reisdoel” hebt u de volgende mogelijkheden om een reisdoel in te voeren: Via de enveloppe kunt u het reisdoel direct invoeren wanneer u het exacte adres kent. U gebruikt hiervoor de menuopties “Stad” - “Centrum” - “Straat” “Dwarsstraat” - “Huisnummer”. Via de vuurtoren kunt u kiezen uit een lijst met reisdoelen in de omgeving, zoals parkeerterreinen, ziekenhuizen, tankstations, stations en andere openbare instellingen.
Reisdoel invoeren Een centrum (stadsdeel) als reisdoel kiezen Bij grote steden kunt u het centrum van een stadsdeel invoeren als reisdoel. Bij kleinere steden dient deze menuoptie voor het invoeren van het stadscentrum, omdat het invoeren van het reisdoel via de menuoptie “Straat” slechts beperkt mogelijk kan zijn. 1. Om een centrum te kiezen als reisdoel voert u eerst een stad in. Het menu “Reisdoel” verschijnt. ✔ 2. Markeer dan het -symbool (centrum). Druk op de OK -toets.
Reisdoel invoeren Reisdoelen in de omgeving (parkeerterreinen, tankstations, enz.) kiezen Via het -symbool (vuurtoren) kunt u verschillende bestemming in de omgeving invoeren als reisdoel. Deze reisdoelen kunt u kiezen met betrekking tot uw positie op dat moment (“Omgeving positie”), tot het als laatste actieve reisdoel van de navigatie (“Laatste reisdoel”) of tot elke gewenste plaats (“Omgeving adres”). De reisdoelen bij “Omgeving positie” en “Laatste reisdoel” worden gerangschikt volgens hun afstand.
Reisdoel invoeren Landelijke reisdoelen (snelwegop-/afrit, rustplaats, luchthaven of grensovergang) kiezen Via het -symbool (zon) hebt u de mogelijkheid om snelwegop-/afritten, rustplaatsen, luchthavens of grensovergangen) in het gehele land te kiezen. U hoeft hiervoor alleen de naam ervan te kennen. 1. -symbool op de bovenste regel van het menu “Reisdoel”. Druk Kies het op de OK -toets. Er verschijnt een lijst met de beschikbare landelijke reisdoelen. ✔ 2. Kies de gewenste menuoptie.
Reisdoel invoeren Reisdoel invoeren via de kaartweergave Via het -symbool (wereldbol) kunt u een reisdoel voor de navigatie bepalen in de kaartweergave. 1. Kies het -symbool op de bovenste regel van het menu “Reisdoel”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een op het noorden georiënteerde kaart. ✔ De omgeving van het als laatste ingevoerde reisdoel verschijnt. Wanneer er eerder geen reisdoel was ingevoerd, verschijnt de omgeving van de positie van de auto. Het dradenkruis dient om het reisdoel te bepalen.
Reisdoel invoeren Informatie oproepen op de kaart U kunt extra informatie zoals parkeerterreinen en tankstations op de kaart laten weergeven. 1. Open het uitvouwmenu met de OK -toets. 2. Kies “Info op kaart”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een keuzemenu met de beschikbare informatie. ✔ 3. Markeer de informatie die op de kaart moet worden weergegeven. Druk telkens op de OK -toets. De informatie die op de kaart moet worden weergegeven, moeten gekenmerkt zijn met een v-tekentje. ✔ 4.
Reisdoel invoeren Reisdoel op kaart opslaan vóór de routegeleiding Wanneer u het reisdoel met het dradenkruis hebt gemarkeerd, kunt u het in het geheugen opslaan om het later opnieuw te gebruiken voor de routegeleiding. 1. Open het uitvouwmenu met de OK -toets. 2. Kies “Bewaren”. Druk op de De lijst met letters voor het invoeren van de naam van het reisdoel verschijnt. ✔ 3. Voer een naam voor het reisdoel in en verlaat de letterlijst door de langer dan twee seconden ingedrukt te houden.
Reisdoel invoeren Reisdoel uit geheugen In het reisdoelgeheugen kunnen vaak gebruikte reisdoelen worden opgeslagen, van een korte naam worden voorzien en worden opgeroepen voor de routegeleiding. Pluspunt: de laatste twaalf reisdoelen worden door de TravelPilot DX-N automatisch opgeslagen. Reisdoel kiezen uit het geheugen Uitgangspunt: u bevindt zich in het hoofdmenu. Wanneer u zich niet in het hoofdmenu -toets terug in het hoofdmenu. bevindt, komt u via de 1. Kies in het hoofdmenu “Reisdoelgeheugen”.
Routegeleiding Voor de routegeleiding staan twee soorten weergave tot uw beschikking. U kunt kiezen tussen de routegeleiding met rijsymbolen en de routegeleiding met de kaart. Pluspunt: bij beide soorten routegeleiding krijgt u bovendien door een sympathieke stem instructies voor het afslaan. Nadat u de routegeleiding hebt gestart en de route is berekend, wordt de routegeleiding weergegeven met de als laatste gekozen instellingen.
Routegeleiding Volume van de gesproken mededelingen instellen 1. Om het volume van de gesproken mededelingen voor de rijadviezen in te stellen, drukt u tijdens de routegeleiding op de of de -toets. Er verschijnt een venster voor de instelling van het volume. ✔ 2. Stel het volume in met de -toetsen. Druk op de OK -toets. De gesproken mededeling worden weergegeven met het ingestelde volume.
Routegeleiding Routegeleiding met optische rijadviezen Tijdens de routegeleiding met optische rijadviezen verschijnen op het display pijlsymbolen die de gesproken rijadviezen grafisch weergeven. Bovendien worden de actuele afstand tot het reisdoel, de resterende rijtijd, de naam van de weg waarop u rijdt en de naam van de weg waarnaar moet worden afgeslagen, weergegeven.
Routegeleiding Routegeleiding met kaartweergave Bij de routegeleiding met kaartweergave krijgt u naar keuze een kaart van de omgeving van de positie (actuele positie van de auto) of van de omgeving van het reisdoel te zien. Wanneer de kaart van de eigen positie wordt getoond, kan de oriëntatie van de kaart worden gekozen uit de rijrichting (“Automatisch”) of op het noorden. Bovendien kunt u de kaartweergave met “Kruispunt zoom” kiezen. Daarbij wordt tijdens de routegeleiding van een kleine schaal, bv.
Routegeleiding 6 Overzicht 1 Pijl voor de rijrichting geeft de positie van de auto en de rijrichting aan. 2 Linker infovenster met resterende reistijd / aankomsttijd, afstand tot het reisdoel en statusaanduiding van de TMC-filefunctie. 3 Rechter infovenster met pijlsymbool en afstandsbalk. 4 De berekende route wordt in de kaartweergave in kleur aangeduid. 5 Naam van de gevolgde weg. 6 Naam van de weg waarnaar moet worden afgeslagen. 7 TMC-zendernaam van de dynamische navigatie.
Routegeleiding Positiekaart kiezen (noord, automatisch, kruispuntzoom) U kunt kiezen tussen drie verschillende soorten weergave van de positiekaart: – Kaart georiënteerd op het noorden (“Op noorden”), – Kaart georiënteerd in de rijrichting (“Automatisch”) en – Kaart georiënteerd in de rijrichting of op het noorden, afhankelijk van de schaal. Bovendien wordt de schaal van de kaart aangepast (“Kruispunt zoom”).
Routegeleiding Informatie op de kaart U kunt extra informatie zoals parkeerterreinen en tankstations op de kaart laten weergeven. De volgende informatie kan als extra op de kaart worden weergegeven: Expositieruimtes Autoverhuur Overzet Grensovergang Openb.
Routegeleiding 5. Druk op de OK -toets. De kaart wordt weergegeven met de gewenste informatie. ✔ Reistijd of aankomsttijd en afstand tot het reisdoel op de kaart Als navi-informatie op de kaart zijn de volgende punten beschikbaar: – Infovenster links met als inhoud: Reistijd of aankomsttijd, afstand tot het reisdoel en statusaanduiding van de TMC-filefunctie. – Infovenster rechts met als inhoud: GPS-status, schaal van de kaart en kompas.
Routegeleiding 5. Druk op de OK -toets. De kaart wordt weergegeven met de gewenste infovensters. ✔ Reistijd of aankomsttijd kiezen U kunt kiezen of in het linker infovenster de reistijd of de aankomsttijd bij het reisdoel moet worden weergegeven. 1. Open het uitklapmenu met de OK -toets. Markeer “Instelling”. Druk op de OK -toets. Het menu “Instelling” verschijnt. ✔ 2. -symbool. Druk op de Markeer het Het keuzemenu “Klok” verschijnt. ✔ 3. Kies de menuoptie “Tijdinfo”. Druk op de OK -toets.
Routegeleiding Beeldschermmodus Automatisch/Dag/Nacht/Uit kiezen U kunt het display van de TravelPilot DX-N instellen op automatisch, dag- of nachtbedrijf, of uitschakelen. 1. Open het uitvouwmenu met de OK -toets. Markeer “Instelling”. Druk op de OK -toets. Het menu “Instelling” verschijnt. ✔ 2. Markeer “Beeldscherm”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een keuzemenu ter bepaling van de beeldschermmodus. ✔ 3. Kies de gewenste modus. Druk op de OK -toets. De modus wordt veranderd.
Routegeleiding File-omleiding instellen Ongeacht of uw TravelPilot DX-N is aangesloten op een TMC-bron (“TMC-Tunerbox D-Namic” of een geschikte Blaupunkt-autoradio), kunt u een omleiding om een file ook met de hand invoeren. Zo kunt u de route in overeenstemming met de verkeerssituatie (bv. werk in uitvoering, geblokkeerde weggedeelten, enz.) op korte termijn veranderen. De TravelPilot DX-N berekent dan een nieuwe route langs de file.
Routegeleiding File-omleiding opheffen 1. Wanneer de file is opgelost, kunt u de file-omleiding weer opheffen. Markeer in het menu “Verkeersopst.” voor het handmatig invoeren de optie “Verkeersopstopping opheffen”. Druk op de OK -toets. De routegeleiding wordt weergegeven, de gesproken mededeling “De route wordt berekend” is te horen. ✔ Wegen resp. weggedeelten in de routelijst blokkeren 1. U hebt de mogelijkheid, wegen in de routelijst te blokkeren. Markeer in het menu “Verkeersopst.
Routegeleiding Blokkering in de routelijst opheffen 1. Wanneer de file is opgelost, kunt u de blokkering van de wegen in de routelijst weer opheffen. Markeer hiervoor “Blokkering opheffen” in het menu “Verkeersopst.”. Druk op de OK -toets. De routegeleiding wordt weergegeven, de gesproken mededeling “De route wordt berekend” is te horen.
Dynamische routegeleiding met TMC De TMC-functie van de TravelPilot DX-N maakt dynamische routegeleiding langs de file mogelijk (momenteel alleen mogelijk in Duitsland). Hiervoor evalueert de TravelPilot DX-N inkomende TMC-verkeersberichten, past de routeplanning aan aan de actuele verkeerssituatie en geeft berichten symbolisch weer op de kaart. Pluspunt: de TravelPilot DX-N berekent een naar reisduur geoptimaliseerde route.
Dynamische routegeleiding met TMC TMC-zender kiezen met de TMC-Tunerbox D-Namic De “TMC-Tunerbox D-Namic” zoekt op de achtergrond automatisch de frequentieband af naar ontvangbare TMC-zenders. De ontvangbare TMC-zenders worden geordend in een zenderlijst en continu geactualiseerd. U hebt de mogelijkheid om uit deze zenderlijst een TMC-zender te kiezen. 1. Druk op de ! -toets van de afstandsbediening. Het menu “Verkeersopst.” word geopend. ✔ 2. Kies “TMC-zenderlijst”. Druk op de OK -toets.
Dynamische routegeleiding met TMC TMC-zender kiezen met de autoradio De verkeersinformatie wordt aan de TravelPilot DX-N doorgegeven door een autoradio met TMC-functie. 1. Druk op de ! -toets van de afstandsbediening. Het menu “Verkeersopst.” wordt geopend. ✔ 2. Kies “TMC-zoekdoorloop”. Druk op de OK -toets. De TMC-zoekdoorloop in de autoradio wordt gestart. ✔ De zoekdoorloop stopt bij de eerste ontvangbare TMC-zender en de zendernaam wordt weergegeven naast de menuoptie. ✔ 3.
Dynamische routegeleiding met TMC Verkeersinformatie weergeven U kunt alle via TMC ontvangen verkeersinformatie laten weergeven. Hierbij wordt de verkeersinformatie uit een gebied met een straal van ca. 100 km rondom de auto weergegeven. 1. Markeer in het menu “Verkeersopst.” de optie “Verkeersinfo weergeven”. Druk op de OK -toets. Het eerste TMC-verkeersbericht uit de lijst verschijnt.
Routeopties kiezen U hebt de mogelijkheid om de routeopties voor de berekening van de route aan te passen aan uw wensen. In principe kunt u kiezen tussen de korte of de snelle route. Bovendien kunt u het gebruik van snelwegen, veren, tolwegen en de dynamische routegeleiding (TMC) activeren resp. deactiveren (lees voor de dynamische routegeleiding het hoofdstuk “Dynamische routegeleiding met TMC”).
Routeopties kiezen Routeopties wijzigen tijdens de routegeleiding De routeopties kunnen tijdens de routegeleiding worden gewijzigd in het menu “Instelling” van de routegeleiding. 1. Druk tijdens de routegeleiding op de OK -toets. Er wordt een uitvouwmenu geopend. ✔ 2. Kies “Instelling” in het uitvouwmenu. Druk op de Het menu “Instelling” verschijnt. ✔ OK -toets. Pluspunt: in het menu “Instelling” ziet u in één oogopslag welke routeopties er geactiveerd resp. gedeactiveerd zijn. 3.
Reisdoelgeheugen Met het reisdoelgeheugen hebt u de mogelijkheid om reisdoelen die u vaak bezoekt, van een naam te voorzien en op te slaan. U kunt de opgeslagen reisdoelen volgens uw eigen voorkeur of alfabetisch gerangschikt oproepen. Bovendien slaat de TravelPilot DX-N de laatste twaalf reisdoelen automatisch op. Deze kunnen vanuit het reisdoelgeheugen opnieuw worden gebruikt voor de routegeleiding en voorzien van een naam worden opgeslagen.
Reisdoelgeheugen Reisdoel opslaan U hebt de mogelijkheid om het actuele reisdoel en de actuele positie op te slaan als reisdoel. Actueel reisdoel met naam opslaan 1. Markeer in het menu “Reisdoelgeheugen” het -symbool. Druk op de OK -toets. Het menu “Reisdoelgeheugen - bewerken” verschijnt. ✔ 2. Markeer de optie “Actueel reisdoel bewaren”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een lijst met letters voor het invoeren van een naam. ✔ 3.
Reisdoelgeheugen 3. Voer een naam in voor het reisdoel met de letterlijst zoals u gewend bent bij het invoeren van reisdoelen. Markeer ten slotte “OK” en druk op de OK -toets. Het menu “Reisdoel opslaan” verschijnt. ✔ 4. Zet het reisdoel met de -toetsen op de gewenste positie in het geheugen. Druk op de OK -toets. Het menu “Reisdoelgeheugen - bewerken” verschijnt opnieuw.
Reisdoelgeheugen Reisdoelgeheugen wissen 1. Markeer in het menu “Reisdoelgeheugen - bewerken” de optie “Reisdoelgeheugen wissen”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een controlevraag. ✔ 2. Wanneer u het gehele reisdoelgeheugen wilt wissen, markeert u “Ja”. Druk op de OK -toets. Het menu “Reisdoelgeheugen - bewerken” verschijnt opnieuw. ✔ 3. Wanneer u het reisdoelgeheugen niet wilt wissen, markeert u “Nee”. Druk op de OK -toets. Het menu “Reisdoelgeheugen - bewerken” verschijnt opnieuw.
Trajectgeheugen Met het trajectgeheugen hebt u de mogelijkheid, losstaande reisdoelen te verbinden tot een traject of “tocht”. Pluspunt: met het trajectgeheugen kunt u comfortabel bv. toeristische tochten of klantbezoeken plannen. 1. Om het trajectgeheugen te programmeren kiest u in het hoofdmenu de optie “Trajecten”. Druk op de OK -toets. De trajectenlijst verschijnt (wanneer er nog geen trajectenlijst bestaat, verschijnt het menu “Trajectengeheugen - bewerken”).
Trajectgeheugen 3. Zet het reisdoel voor het traject op de gewenste positie. Druk op de OK -toets. Het menu “Trajectengeheugen - bewerken” verschijnt opnieuw. ✔ Reisdoel overnemen uit het reisdoelgeheugen U kunt voor het trajectgeheugen reisdoelen overnemen uit het reisdoelgeheugen. 1. Om reisdoelen over te nemen uit het reisdoelgeheugen kiest u op de boven-symbool. Druk op de OK -toets. ste regel het De opgeslagen reisdoelen worden weergegeven. ✔ 2. Markeer het reisdoel dat moet worden overgenomen.
Trajectgeheugen Traject sorteren 1. Wanneer u de trajectlijst opnieuw wilt rangschikken, markeert u op de bovenste regel in het trajectgeheugen het -symbool. Druk op de OK -toets. Het menu “Trajectengeheugen - bewerken” verschijnt. ✔ 2. Kies “Traject opnieuw sorteren”. Druk op de De trajectlijst verschijnt. ✔ 3. Markeer het reisdoel dat moet worden verplaatst. Druk op de 4. Zet het reisdoel voor het traject op de gewenste positie met de sen. Druk op de OK -toets.
Trajectgeheugen Traject geheel wissen 1. Wanneer u een traject volledig wilt wissen uit het trajectgeheugen, markeert u op de bovenste regel in het trajectgeheugen het -symbool. Druk op de OK -toets. Het menu “Trajectengeheugen - bewerken” verschijnt. ✔ 2. Markeer “Traject geheel wissen”. Druk op de Er verschijnt een controlevraag. ✔ 3. Markeer “Ja”. Druk op de OK -toets. Het menu “Trajectengeheugen - bewerken” verschijnt. ✔ OK -toets. Routegeleiding naar een reisdoel in een traject starten 1.
Reisgids De reisgidsen die worden aangeboden met de navigatie-cd’s vergroten het toepassingsgebied van de TravelPilot DX-N. Met de reisgidsen hebt u de mogelijkheid om bv. bezienswaardigheden, hotels, restaurants, historische gebouwen enz. te kiezen en als reisdoel in te stellen. Pluspunt: u kunt met de reisgids en de trajectfunctie van de TravelPilot DX-N zeer comfortabel bv. toeristische tochten plannen en uitvoeren.
Overige functies Kaartweergave zonder routegeleiding Wanneer u rijdt zonder actieve routegeleiding, kunt u de TravelPilot DX-N gebruiken voor het weergeven van een overzichtskaart van de omgeving. Op deze kaart kan alle informatie van de navigatie, zoals parkeergarages en openbare instellingen, worden weergegeven. Lees hiervoor het hoofdstuk “Routegeleiding”, “Routegeleiding met kaartweergave”. 1. Om de kaartweergave zonder routegeleiding te gebruiken markeert u in het hoofdmenu de menuoptie “Kaart”.
Systeeminstellingen Basismenu voor de systeeminstellingen oproepen De systeeminstellingen van de TravelPilot DX-N worden gewijzigd via de menuoptie “Instelling” van het hoofdmenu. 1. Kies in het hoofdmenu de menuoptie “Instelling”. Druk op de Het menu “Instelling” wordt geopend. ✔ OK -toets. Het menu “Instelling” is verdeeld in vier submenu’s. U bereikt deze submenu’s via de tandwielsymbolen op de bovenste regel van het menu.
Systeeminstellingen Volume van de gesproken mededelingen instellen 1. Om het volume van de gesproken mededelingen in te stellen kiest u de menuoptie “Volume”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een menu voor de instelling van het volume. ✔ 2. Stel het volume in met de -toetsen van de afstandsbediening. Druk op de OK -toets. Het submenu voor de audio/video-instellingen verschijnt. ✔ Pluspunt: tijdens het instellen is telkens wanneer het volume wordt gewijzigd een korte gesproken mededeling te horen.
Systeeminstellingen Beeldschermmodus Automatisch/Dag/Nacht/Uit kiezen 1. Om de beeldschermmodus te kiezen markeert u de menuoptie “Beeldscherm”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een menu om de beeldschermmodus te kiezen. ✔ 2. Kies de gewenste modus. Druk op de OK -toets. De gekozen modus wordt geactiveerd. ✔ Pluspunt: u kunt de beeldschermmodus ook comfortabel veranderen in het menu “Instelling” van de routegeleiding.
Systeeminstellingen Basisinstellingen uitvoeren 1. Markeer in het menu “Instelling” het -symbool op de bovenste regel van het menu. Druk op de OK -toets. Het submenu voor de basisinstellingen verschijnt. ✔ Veiligheidscode activeren/deactiveren 1. Wanneer u de veiligheidscode van de TravelPilot DX-N wilt in- resp. uitschakelen, kiest u de menuoptie “Veiligheidscode”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een menu voor het invoeren van het codenummer. ✔ 2. Markeer het eerste cijfer van het codenummer.
Systeeminstellingen Achteruitrijcamera vrijgeven Voor de aansluiting van een achteruitrijcamera is een speciale adapter vereist. Welke adapters hiervoor beschikbaar zijn, kunt u navragen bij uw geautoriseerde Blaupunkt-vakhandel of bij de Blaupunkt-hotline. 1. Wanneer u een achteruitrijcamera gebruikt en het beeld van de camera op het display van de TravelPilot DX-N wilt laten weergeven, kiest u de menuoptie “Achteruitrijcamera”. Druk op de OK -toets.
Systeeminstellingen Overige instellingen uitvoeren 1. Markeer in het menu “Instelling” het -symbool op de bovenste regel van het menu. Druk op de OK -toets. Het submenu voor de overige instellingen verschijnt. ✔ Klokinstellingen uitvoeren U hebt de mogelijkheid om de zomertijd, de kloktijd, de aanduiding van de aankomstof reistijd alsmede de indeling van de kloktijd in te stellen. De kloktijd wordt via GPS automatisch doorgegeven, echter met een tijdsverschil t.o.v.
Systeeminstellingen Aanduiding van de reis- of aankomsttijd kiezen U hebt de mogelijkheid om tijdens de routegeleiding de reis- of de aankomsttijd te laten weergeven. 1. Kies de menuoptie “Klok”. Druk op de Het menu “Klok” verschijnt. ✔ OK -toets. 2. Kies de menuoptie “Tijdinfo”. Druk op de OK -toets. Het menu ter instelling van de displayweergave verschijnt. ✔ 3. Kies de gewenste weergavesoort door op de -toetsen te drukken. Druk op de OK -toets.
Systeeminstellingen Standby-tijd instellen U hebt de mogelijkheid om in te stellen hoe lang de TravelPilot DX-N na het uitschakelen van het contact van de auto nog actief moet blijven. U kunt kiezen uit 0, 15, 30 en 45 minuten standby-tijd. 1. Kies de menuoptie “Standby-tijd”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een menu voor de instelling van de standby-tijd. ✔ 2. Kies de gewenste standby-tijd. Druk op de OK -toets. De gekozen standby-tijd verschijnt naast de menuoptie.
Systeeminstellingen Demomodus oproepen U kunt met de TravelPilot DX-N de routegeleiding simuleren. 1. Wanneer u de demomodus wilt activeren, kiest u de menuoptie “Demo”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een keuzemenu. ✔ 2. Kies kussen de enkelvoudige demomodus (“Normaal”) of de continu herhaalde routegeleiding (“Auto repeat”). Druk op de OK -toets. De navigatie wordt opnieuw geladen.
Systeeminstellingen Instellingen ter kalibrering uitvoeren 1. Markeer in het menu “Instelling” het -symbool op de bovenste regel van het menu. Druk op de OK -toets. Het submenu voor de kalibrering verschijnt. ✔ Kalibrering na bandenwissel Nadat de banden zijn verwisseld, bv. van zomer- naar winterbanden, kan het evt. noodzakelijk zijn om de TravelPilot DX-N opnieuw te kalibreren. OK -toets. 1. Kies de menuoptie “Bandenwissel”. Druk op de Er verschijnt een waarschuwing. ✔ 2.
Systeeminstellingen Status van de kalibrering laten weergeven U kunt de status van de kalibrering laten weergeven. 1. Kies de menuoptie “Status”. Druk op de OK -toets. Er verschijnt een venster met de actuele status van de kalibrering. De status wordt aangeduid in procenten. Handmatig kalibreren U kunt de TravelPilot DX-N ook handmatig kalibreren. Hiervoor dient u een traject van minimaal 100 meter af te leggen met een snelheid van maximaal 30 km/h.
Appendix Beschikbare navigatie-cd-roms Exacte routes naar uw reisdoel De navigatie-cd’s kennen de wegen tot in het detail, in veel steden zelfs de huisnummers. De informatieve kaart toont u uw reisdoel. Extra comfort wordt verkregen door de weergave van files, veerverbindingen en veel direct te kiezen reisdoelen zoals luchthavens, parkeerterreinen, tankstations, enz.
Servicenummers Deutschland Belgique / België France Nederland Italia España Great Britain Danmark Sverige Norge Suomi Österreich EÏÏ¿˜ âeská republika USA Singapore Slovensko Tel.