Operating instructions

ManualsBrandsBMI ManualsBaby CareCarbooon 450-SC 0461-000

- Zum aktivieren des Programmenüs gleichzeitig die SELECT <MODE ↑> <MODE ↓> Tasten während

einer Sekunde drücken.

- Mode Taste: Funktionswahl.

- Select Taste: Auswahl der Funktion um die Einstellung zu ändern.

- Dateneingabe Taste: Veränderung der Einstellwerte

- Rückkehr in den normalen Betriebsmodus: <MODE

↑> <MODE ↓> Tasten gleichzeitig eine Sekunde

drücken.

MODL MODELLFUNKTIONEN AUSWAHL

Aktivieren Sie den Programmiermodus (SELECT

Tasten gleichzeitig eine Sekunde drücken). Die Num-

mer des aktiven Modells blinkt in der LCD-Anzeige

2. Zur Auswahl eines anderen Modells betätigen Sie die DATA IN

PUT Tasten bis die gewünschte Modellnummer erscheint.

3. Damit ist die Modellspeicherauswahl abgeschlossen. Alle wei

teren Änderungen im Menü beziehen sich jetzt nur auf diesen

Modellspeicher.

REST MODELLSPEICHER LÖSCHEN

Alle Daten eines Modellspeichers können gelöscht werden. Damit wird der Speicher auf den Fabriks-

einstellungen zurück gesetzt.

1. Aktivieren Sie den Programmiermodus (wie oben) und wählen Sie mit der Dateneingabe-Taste den

Modellspeicher der gelöscht werden soll.

2. Sobald der gewünschte Modellspeicher auf der LCD-Anzeige erscheint, drücken Sie die SELECT

Taste. Es erscheint REST auf der Displayanzeige. Drücken Sie die

<+> und <-> Tasten für zwei Sekunden. Während des Löschvor-

gangs erscheint zuerst die Anzeige CLR, dann ertönt ein akkusti-

sches Signal. Der Löschvorgang ist damit erfolgreich abgeschlossen.

Der Taumelscheibentyp und die Modelltypen können nicht gelöscht

werden. Diese müssen manuell geändert werden.

MODELLNAME FUNKTIONEN

1. Betätigen Sie die MODL Funktion (wie oben beschrieben) und wählen Sie den gewünschten Modell-

speicher mit den DATA INPUT Tasten.

2. Zwei mal die SELECT Taste drücken. Im Display erscheint der aktuelle Name des Modellspeichers.

3. Wählen Sie ein Zeichen (Buchstaben oder Ziffern) mit den DATA INPUT Tasten. Zum nächsten Zei-

chen springt mann mit der SELECT Taste. Der Modellname kann mit 4 Zeichen eingegeben werden.

REVR (SERVOLAUFRICHTUNG)

Mit dieser Funktion kann man die Servo-Drehrichtung aller Servos elektronisch umpolen. Nach dem

Umpolen alle Funktionen des Modells kontrollieren.

Nach Aktivierung des Programmiermodus muss die REVR Funktion mit der MODE-Taste ausgewählt werden.

2. Mit der SELECT-Taste können Sie den Kanal auswählen für den die

Servolaufrichtung umgepolt werden soll.

3. Drücken Sie die <-> Taste um den Servo auf „Reverse“ umzu

schalten und die <+> Taste um das jeweilige Servo wieder in der

normalen Drehrichtung (NOR) bewegen zu lassen. Der Pfeil im

Display zeigt die eingestellte Drehrichtung an.

4. Wählen Sie die SELECT-Taste um die anderen Kanale anzuzeigen.

DUAL RATE / EXPONENTIAL FUNKTION

Die Steuerwegumschaltung für Quer-, Höhen- und Seitenruder werden mit dem Dual Rate- Schalter

gleichzeitig aktiviert. Der Einstellbereich der Dual-Rate-Funktion kann zwischen 0% und 100 % liegen.

- Theoretisch könnte ein Dual-Rate Wert auf 0% reduziert werden. Hierdurch wird jedoch die Steuer-

funktion aufgehoben was zum Absturz führen kann.

- Stellen Sie zuerst die Servowegeinstellungen ein ehe Sie die DR und EXP Funktionen einstellen.

D/R EINSTELLUNGEN

1. Nach Aktivieren des Programmiermodus muss die Funktion D/R mit der MODE-Taste ausgewählt

werden.

2. Um den Kanal für den Sie eine Ruderwegumschaltung programmieren möchten zu bestimmen drük

ken Sie die SELECT-Taste bis der gewünschte Kanal auf dem linken Teil des Displays erscheint.

Wenn die Anzeige EXPO erscheinen sollte, betätigen Sie die SELECT-Taste bis die Anzeige wieder

auf D/R springt.

3. Bringen Sie den D/R Schalter in die gewünschte Position in der Sie die Funktion aktivieren möchten.

Im Allgemeinen wird die obere Position gebraucht für normale oder

höhere D/R Werte und die untere Position für für die niedrigeren

D/R Werte.

Stellen Sie Ruderumschalt Werte mit den Tasten <+> und <-> ein.

Sie können einen Wert für beide Schalterpositionen einstellen.

Für die anderen Kanale muss der gleiche Vorgang durchgeführt werden.

Die Exponential Funktion wird auf der gleichen Weise eingestellt wie die D/R Funktion. Drücken Sie die Select-Taste

bis EXPO erscheint.

EPA (SERVOWEGEINSTELLUNGEN)

Bemerkungen:

- Weil jede Änderung in den Servowegeinstellungen sich auch auf die D/R Einstellungen auswirkt,

sollten Sie immer zuerst die EPA Einstellungen vornehmen.

- Für die beste Leistung sollte der Einstellbereich so nahe wie möglich an 100% grenzen.

1. Nach der Aktivierung des Programmiermodus muss die Funktion EPA mit der MODE-Taste ausge

wählt werden. In der Display-Anzeige erscheint die Kanalnummer und der aktuelle Servoweg als

% dargestellt.

2. Zur Programmierung muss der jeweilige Steuerknüppel in die

Richtung bewegt werden, für die der Servoweg geändert werden

soll.

3. Mit der Dateneingabe-Taste können die Wegeinstellungen op

timiert werden.

4. Mit der SELECT-Taste können alle Kanäle ausgewählt werden für

die der Servoweg eingestellt werden soll.

- Om het programmamenu te activeren druk gelijktijdig de <MODE ↑> <MODE ↓> toetsen in gedu-

rende 1 seconde.

- MODE toets: doorheen de verschillende functie scrollen.

- SELECT toets: instellingen van de gekozen functie bekijken

- DATA INPUT: instellingen wijzigen.

- Om terug te keren naar het hoofdscherm: hou de <MODE

↑> <MODE ↓> toetsen gedurende 1

seconde gelijktijdig ingedrukt.

MODL (MODEL SELECT FUNCTIE)

1. Activeer het programmamenu (druk <MODE

↑> <MODE ↓>

samen in gedurende 1 seconde). Het actuele modelnummer zal

ikkeren op het LCD scherm.

2. Om een ander modelgeheugen te activeren, druk op de DATA

INPUT toetsen tot het gewenste modelnummer op het LCD

scherm verschijnt.

3. Het gewenste modelgeheugen is nu geselecteerd. Alle andere

wijzigingen in het menu hebben enkel en alleen betrekking op

dit modelgeheugen.

REST(DATA RESET FUNCTIE)

Alle instellingen van een modelgeheugen kunnen gewist worden, zodat het geheugen terug de fa-

brieksinstellingen voorgeprogrammeerd krijgt.

1. Activeer het programmamenu (zoals hierboven beschreven) en selecteer het corresponderende

modelgeheugen dat gewist dient te worden met de DATA INPUT toetsen.

2. Eens het gewenste modelgeheugen verschijnt op hert scherm, druk op de SELECT toets. REST zal op

het LCD scherm verschijnen. Hou nu de <+> of <-> toets ingedrukt

gedurende twee seconden. Gedurende het wissen zal CLR op het

LCD scherm verschijnen. Wanneer het CLR symbool niet meer knip-

pert zal er een beeptoon klinken. Het geheugen is nu gewist. Het

tuimelschijftype en de modulatie kunnen niet gewist worden. Deze

dienen manueel gewijzigd te worden.

MODEL NAAM FUNCTIE

1.Open het programmamenu (zoals hierboven beschreven) en selecteer het gewenste modelgeheugen

met de DATA INPUT toetsen.

2. Druk twee maal op de SELECT toets. De actuele naam van het geheugen zal nu op het scherm

verschijnen.

3. Kies het eerste karakter door te scrollen met de <+> en <-> toetsen., ga naar het volgende

karakter door de SELECT toets in te drukken, ... enz…. U kan tot 4 karakters instellen.

REVR (SERVO REVERSE FUNCTIE)

De servo reverse functie wordt gebruikt om de draairichting van de servo’s te wijzigen. Na het reversen,

controleer steeds alle servo’s van het model op hun draairichting alvorens er terug mee te vliegen.

1. Open het programmamenu en selecteer de REVR functie met de MODE knop.

2. Gebruik de SELECT toets om het gewenste kanaal te selecte

ren ( het kanaal waarvan de servodraairichting gewijzigd dient

te worden)

3. Druk op de <-> toets om de draairichting om te draaien (REV)

en gebruik de <+> toets om de draairichting weer in de normale

stand te plaatsen (NOR) . Pijltjes op het display geven de toe-

stand aan van het kanaal.

4. Gebruik de SELECT toets om andere kanalen te selecteren.

DUAL RATES/EXPONENTIEEL FUNCTIE

De dual rate functie van zowel rolroer, hoogteroer als richtingsroer wordt geactiveerd door middel van

de dual rate schakelaar op de zender. Met behulp van de dual rate functie kan de afgelegde servoaf-

stand beperkt worden. De afgelegde afstand van de servoarm kan worden ingesteld tussen 0% en

100% van de EPA-waarden (zie verder). Voor elk kanaal kan een andere waarde worden toegekend.

- In theorie kan de D/R waarde van een kanaal op 0% geprogrammeerd worden, dit resulteert echter in

een nul uitslag van het desbetreffende kanaal en zal onvermijdelijk tot een crash leiden.

- Vooraleer de D/R en EXP functie ingesteld worden dient de EPA functie (zie verder) geprogrammeerd

te worden.

INSTELLEN VAN DE D/R FUNCTIE

1. Open het programmamenu en selecteer de D/R functie met de MODE toets.

2 Selecteer het kanaal dat aangepast dient te worden met behulp van de SELECT toets, totdat het

gewenste kanaal links op het display verschijnt. Indien EXPO op het scherm verschijnt, druk dan op de

SELECT toets totdat D/R terug op het scherm verschijnt.

3. Plaats de D/R schakelaar in de gewenste positie waarvoor u de waarde wenste aan te passen. In het

algemeen wordt de up positie (schakelaar naar boven) gebruikt voor de normale en hogere D/R waar-

den . De down positie (schakelaar naar beneden) wordt algemeen

gebruikt voor de lagere D/R waarden.

4. Verander de D/R waarde door gebruik te maken van de <+>

en <-> toetsen. Er kan een waarde worden ingesteld voor beide

posities van de schakelaar.

5. Herhaal deze procedure voor de andere kanalen.

Exponentiële functie

De exponentiële functie bevindt zich in het zelfde menu als de DR functie. Druk op de SELECT toets

totdat er EXPO op het scherm verschijnt. (zie hierboven) De EXPO functie wordt op de zelfde manier

geprogrammeerd als de D/R functie.

EPA (END POINT ADJUSTMENT FUNCTIE

)

Met de EPA kan de maximale servouitslag links en rechts ingesteld

worden.

Opmerkingen:

- Elke wijziging in de EPA functie zal ook de D/R instelling beïn

vloeden. Daarom is het belangrijk om eerste de EPA functie in

te stellen en daarna de D/R functie.

- De uitslagen dienen zo dicht mogelijke bij 100% ingesteld te

worden voor de beste efciëntie.

D NL

PROGRAMMIERVORGANG DES SENDERS

PROGRAMMATIE VAN DE ZENDER