Operation Manual

storingsmelding is een afgesloten
zelfdiagnose.
Bij de volgende bijzondere rij-
omstandigheden is het mogelijk
dat de BMW Motorrad DTC een
storingsmelding geeft.
Ongebruikelijke rijsituaties:
Gedurende langere tijd op het
achterwiel rijden (wheelie) bij
uitgeschakelde DTC.
Het achterwiel laten draaien
bij bediende voorwielrem (bur-
nout).
Warmdraaien op een hulpstan-
daard met ingeschakelde neu-
traalstand of ingeschakelde ver-
snelling.
Als het voorwiel bij een extreme
acceleratie het contact met de
weg verliest, vermindert de DTC
het motorkoppel, tot het voorwiel
weer de weg raakt.
BMW Motorrad raadt in dit ge-
val aan de gashendel iets terug
te draaien, om zo snel mogelijk
weer een stabiele rijtoestand te
bereiken.
Op een gladde ondergrond moet
de gashendel nooit plotseling vol-
ledig worden teruggedraaid, zon-
der tegelijkertijd de koppeling te
bedienen. Het motorremkoppel
kan tot een glijdend achterwiel
en daarmee tot een instabiele rij-
toestand leiden. Dit kan door de
BMW Motorrad DTC niet gecon-
troleerd worden.
Bandenspanningscon-
trole RDC
met bandenspanningscontrole
(RDC)
SU
Werking
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet en
deze informatie naar de regeleen-
heid stuurt.
De sensoren zijn voorzien
van een schakelaar die
het overbrengen van de
meetwaarden pas vanaf een
snelheid van circa 30 km/
h vrijgeeft. Voordat voor het
eerst de bandenspanning wordt
ontvangen, wordt op het display
voor elke band --weergegeven.
Nadat de motorfiets stilstaat
worden de meetwaarden nog
gedurende circa 15 minuten door
de sensoren doorgegeven.
Als een RDC-regeleenheid is ge-
monteerd zonder dat de wielen
zijn voorzien van sensoren, wordt
een storingsmelding gegeven.
Temperatuurcompensatie
De bandenspanning is afhankelijk
van de temperatuur: deze neemt
toe naarmate de bandentem-
peratuur toeneemt resp. daalt
naarmate de bandentemperatuur
afneemt. De bandentemperatuur
is afhankelijk van de omgevings-
6
97
z
Techniek in detail