Operation Manual

Controlelijst
Gebruik de navolgende contro-
lelijst om voor elke rit belangrijke
functies, instellingen en slijtage-
grenzen te controleren.
Remwerking
Remvloeistofpeil, voor en ach-
ter
Werking van de koppeling
Koppelingsvloeistofpeil
Demperinstelling en veervoor-
spanning
Profieldiepte en bandenspan-
ning
Veilige bevestiging van de kof-
fer en bagage
Met regelmatige tussenpozen:
Motoroliepeil (bij iedere
tankstop)
Remblokslijtage (bij elke derde
tankstop)
Starten
Motor starten
Contact inschakelen.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 83)
ABS-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd. ( 83)
met Dynamic Traction Control
(DTC)
SU
DTC-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd. ( 84)
Neutraalstand inschakelen of
bij ingeschakelde versnelling de
koppelingshendel intrekken.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart. Als de motorfiets
in de neutraalstand wordt gestart
en vervolgens bij uitgeklapte zij-
standaard een versnelling wordt
ingeschakeld, slaat de motor af.
Bij koude start en lage tempe-
ratuur: De koppeling bedienen
en de gashendel iets bedienen.
Startknop 1 bedienen.
Bij onvoldoende accuspan-
ning wordt de startproce-
dure automatisch afgebroken.
Voor verdere startpogingen de
accu opladen of starthulp laten
geven.
De motor slaat aan.
Als de motor niet aanslaat, kan
de storingstabel uitkomst bie-
den. ( 144)
5
82
z
Rijden