Installation Instructions
\\\d\,,
\d\.\.~
~~
\\\
':J.
\
~
w.
~~
--
-
--
- - -
---
--
---
---------------
6 Individuele instelling
6.1.1
Instelle
n van
de
aanvoertemperatuur
De aanvoertemperatuur IS tussen 45 "C en ca. 87 "C
instelbaar.
6.1
Mechanische
instellingen
6.1.2
Karakt
erist
iek
van de verwa
rmingspomp
w
ijzi
gen
W anneer meerdere verwarminqspompen
in serie (achter elkaar) geschakeld zijn,
IS
e n hydraulische scheiding nodig.
• Verander het toerental van de verwarm ingspomp op
de klemmenkast van de pomp.
800 1000
Q (I/h)
600400
I I
200
o
~
_
--:
_
..:-.
-:..
_----~
.-;..
~
°
0,1
0,3
0,2
0,4
0.5
H
(bar)
Een instelling van het vermog en op de berekende
warmtebehoefte
rs niet noodzakelijk.
Wijzigen
lage
temperat
uurbegr
enz
ing
(E)
Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoertem-
peratuur kan de begrenzing eruit genomen worden.
• Gele knop van de temperatuurregelaar lItl met een
schroevendraaier
los nemen.
Lage
ternperatuurbeqrenzinq
De temperatuurregelaar
'tUI
IS op stand E begrenst. Bij
deze
begrenzing is
de
maximale aanvoertemporatuur
75 oe.
Afb. 45
• Zet de gele knop
180
0
gedraaid weer in (punt naar
binnen gericht).
Deaanvoertemperatuur wordt niet meer begrensd .
,
2- - -
r. " ,..
Afb. 46
t Karaktensnek voor akel rst ncll
11
Karakt ns tiek voor schakelaarsland
11
111
Karakterisuck voor schakclaarst nd
111
H R .sropvcerhcoqr
Q Ho " lheid c,
rc.;
ul
to
ewa
t
3
4
5
E
max
Ta
be/
12
6 720 6 10
822
NL (02.07)
29