6 7 2 0 6 1 2 2 6 0 -0 0 .
| Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 Veiligheidsvoorschriften en verklaring van de symbolen Voor uw veiligheid Verklaring symbolen 4 4 4 2 Transport 5 3 Meegeleverd 5 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.
Inhoudsopgave | 3 13 Inspectie en onderhoud 13.1 Beschrijving van de procedure 13.1.1 Laatst opgeslagen storing oproepen (servicefunctie .0) 13.1.2 Ionisatiestroom controleren (servicefunctie 3.3) 13.1.3 Platenwarmtewisselaar 13.1.4 Warmtewisselaar 13.1.5 Brander 13.1.6 Membraan in de mengkamer 13.1.7 Condenswatersifon reinigen 13.1.8 Vuldruk van de verwarmingsinstallatie instellen 13.1.9 Veiligheidsanode controleren 13.1.10 Veiligheidsventiel van het voorraadsysteem 13.1.
| Veiligheidsvoorschriften en verklaring van de symbolen 1 Veiligheidsvoorschriften en verklaring van de symbolen 1.1 Voor uw veiligheid Bij gaslucht B Sluit de gaskraan (Æ pagina 32). B Open de ramen. B Bedien geen elektrische schakelaars. B Open vuur doven. B Direct gasbedrijf/gastechnisch installateur waarschuwen. Gevaar bij rookgaslucht B Schakel het toestel uit (Æ pagina 33). B Open vensters en deuren. B Neem contact op met een erkend installatiebedrijf.
Transport | 5 2 Transport 3 Meegeleverd De toestellen worden gemonteerd geleverd en kunnen gemakkelijk worden getransporteerd, zoals hieronder beschreven. 1 B Steek de steekwagen alleen bij de op de verpakking gemarkeerde plaats in de transportpallet. 2 B Maak het toestel met een spanriem aan de steekwagen vast. 3 4 5 6 720 612 926-01.1O Afb. 2 Legenda bij afbeelding 2: 6 720 612 563-05.1O Afb.
| Toestelbeschrijving algemeen 4 Toestelbeschrijving algemeen 30 HRC Turbo Tower-toestellen zijn combinatietoestellen voor verwarming en warmwaterbereiding met een geïntegreerd voorraadsysteem. 4.3 4.1 30 HR C Gebruik volgens de voorschriften Het toestel mag alleen in gesloten warmwater-verwarmingssystemen volgens EN 12828 worden ingebouwd. B Gebruik het voorraadsysteem alleen voor het verwarmen van warm water. Een ander gebruik is niet volgens de voorschriften.
Toestelbeschrijving algemeen | 7 4.5 Toestelbeschrijving • Op de vloer staand toestel, onafhankelijk van schoorsteen en grootte van de ruimte • OpenTherm-module (OTM1) ingebouwd • Drietraps verwarmingspomp • Aansluitkabel met netstekker • Multifunctionele weergave (display) • Bosch Heatronic geschikt voor Canbus • Automatische ontsteking • Continu traploos modulerende regeling • Volledige beveiliging via de Heatronic met ionisatiebewaking en magneetventielen volgens EN 298 4.
| Toestelbeschrijving algemeen 4.7 Afmetingen en minimale afstanden 125 45 80 600 400 400 277 35 475 45 46 396 103 47 1596 1605 43 15.1 44 8,5 max.700 14 515 600 300 85 1050 995 940 885 830 775 55 426 6 720 612 926-04.1O Afb. 3 14 15.1 43 44 45 46 Trechtersifon DN 50 van toebehoren nr.
≥ 500 Toestelbeschrijving algemeen | 9 277 600 ≥ 400 1605 ≥ 400 ≥ 440 600 6 720 612 926-09.1O ≥ 500 Afb. 4 277 600 ≥ 400 1605 ≥ 400 ≥ 440 600 6 720 612 926-10.1O Afb.
| Toestelbeschrijving algemeen 4.8 Toestelopbouw 221.2 221 234.1 234 226 102 32.1 29 36 221 6 43 9 415 27 63 416 190 430 18 64 18.1 7 15 355 88 6.1 358 418 295 8.1 4 434 433 432 361.1 Afb. 6 6 720 612 926 (2007/10) 429 431 6 720 612 926-06.
Toestelbeschrijving algemeen | 11 Legenda bij afbeelding 6: 4 Bosch Heatronic 6 Temperatuurbegrenzer (warmtewisselaar) 6.1 Warmwater-NTC 7 Drukmeetnippel aansluitvoordruk 8.1 Manometer 9 Rookgastemperatuurbegrenzer 15 Overdrukveiligheid (verwarmingscircuit) 18 Circulatiepomp 18.1 Schakelaar pomptoerental 27 Automatische ontluchter 29 Gas/lucht mengbuis 32.1 Elektrodenset 36 Temperatuurvoeler aanvoer 43 Aanvoer 63 Gasinstelklep 64 Instelschroef min.
| Toestelbeschrijving algemeen 4.9 Functieschema 229 226 36 29.1 30 33 234.1 234 221 32 29 ϑ 443 6 35 9 27 63 358 56 69 52.1 64 18 52 57 55 7 8.1 15 88 355 15.1 M 84 61 317 ECO 3 4 0 2 1 396 4 5 E max max 475 45 ϑ 6.1 46 190 43 47 66 44 185 430 429 361.1 426 230V 434 433 ϑ 432 ϑ 6 720 612 926-02.1O Afb.
Toestelbeschrijving algemeen | 13 Legenda bij afbeelding 7: 4 Bosch Heatronic 6 Temperatuurbegrenzer (warmtewisselaar) 6.1 Warmwater-NTC 7 Drukmeetnippel aansluitvoordruk 8.1 Manometer 9 Rookgastemperatuurbegrenzer 15 Overdrukveiligheid (verwarmingscircuit) 15.1 Slang veiligheidsventiel toestel 18 Circulatiepomp 27 Automatische ontluchter 29 Gas/lucht mengbuis 29.
| Toestelbeschrijving algemeen 4.10 Elektrische bedrading 33 365 364 61 317 366 363 367 ECO 4.1 433 9V/25 V 153 230V/AC 230 V 310 136 135 312 328 313 151 318 315 329 124 789 84 L N Ns Ls LR 302 161 300 M 314 328.1 6 L N 426 M M 18 36 226 32 O T F A 430 6.1 M 52 52.1 474 432 56 9 6 6 720 612 926-03.1O Afb. 8 Legenda bij afbeelding 8: 4.1 6 6.1 9 18 32 33 36 52 52.
Toestelbeschrijving algemeen | 15 4.11 Technische gegevens Max. nominaal warmtevermogen 40/30°C Eenheid kW Max. nominaal warmtevermogen 50/30°C kW 30,9 Max. nominaal warmtevermogen 80/60°C Max. nominale warmtebelasting verwarming Min. nominaal warmtevermogen 40/30°C kW kW kW 29,2 29,5 8,4 Min. nominaal warmtevermogen 50/30°C kW 8,3 Min. nominaal warmtevermogen 80/60°C Min. nominale warmtebelasting verwarming Max. nominaal warmtevermogen (warm water) Max.
| Toestelbeschrijving algemeen 30 HRC Turbo Tower Voorraadsysteem Warmwaterhoeveelheid 60 C 1) l/min 17,0 Warmwaterhoeveelheid 40 C 1) l/min 28,0 Gaskeur CW 6 Uitstroomtemperatuurinstelbereik C 40 - 60 Max. waterdruk bar 10 Min. waterdruk bar 0,2 Nuttige inhoud l 122 Gaskeur waarden: Gaskeur CW-label CW tapdebiet l/m 7,5 Effectieve toestelwachtijd sec <1 Tapwaterzijdig drukverschil bar 0,01 6 Tabel 4 1) Hierbij wordt uitgegaan van een koudwatertemperatuur van 10 C.
Voorschriften | 17 5 Voorschriften Voor de Bosch HRC-ketels zijn de navolgende voorschriften van toepassing: • NEN 3028 Veiligheidseisen voor centrale verwarming installaties. • NEN 1078 Voorschriften voor aardgasinstallaties NPR 3378 toelichting bij NEN 1078. • NEN 1010 Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties De ketel voldoet aan de richtlijnen 67/889/EEG en 76/ 890/EEG ten aanzien van radio en t.v. ontstoring.
| Overzicht van rookgastoebehoren 6 Overzicht van rookgastoebehoren Rookgastoebehoren voor apparaten Dakuitmonding kombidoorvoer-vertikaal (schuin dak) C33 Dakuitmonding combidoorvoer, vertikaal (plat dak) C33 L min = 300 L max = 1275 mm L min = 300 L min = 200 L min = 500 6 720 610 822-05.1O Afb. 12 L min = 300 L min = 500 L min = 300 L min = 200 L min = 300 Dakuitmonding dubbel-pijpsdoorvoer vertikaal (plat dak) C53 L min = 100 Afb. 10 L min = 100 6 720 612 926-12.
Overzicht van rookgastoebehoren | 19 horizontaal RG 20 verticaal RG 20 Tabel 5 A Weerstand bocht 90° = 2,0 m L min = 300 30 HRC Turbo Tower lengte [m] L min = 160 Type Dakuitmonding prefabschoorsteen C53 L min = 100 Max. rechte leiding lengte parallel 2 x Ø 80 mm Weerstand bocht 45° = 1,0 m Langere leidinglengte is mogelijk met grotere diameter. C.6 toestellen Alleen monteren met gecertificeerde (Gastec QA 199 - Komokeur, en moet voldoen aan BRL 5102) Rookgas afvoermateriaal.
| Overzicht van rookgastoebehoren Minimale doortocht A cm2 Steenachtig afvoersysteem parallel L min = 300 Aantal toestellen Dakuitmonding C.L.V.
Overzicht van rookgastoebehoren | 21 Dakuitmonding met luchttoever vanuit de gevel C53 L min = 500 Balkondoorvoer C13 L max = 1500 6 720 610 822-14.1O Afb. 18 Concentrische dakuitmonding vertikaal C33 L max = 10 000 mm 6 720 610 338 - 13.1O Afb. 19 Concentrische muurdoorvoer horizontaal C13 30 mm L min = 356 mm L max = 8000 mm 6 720 610 338-14.1O Afb. 20 6 720 612 926 - 17.1O Afb.
| Overzicht van rookgastoebehoren Centraal rookgas systeem C83 6 720 612 926-18.1O 6 720 612 926 - 19.1O Afb. 22 6 720 612 926 (2007/10) Afb.
Installatie | 23 7 Installatie Corrosie beschermingsmiddel Gevaar: explosie! B Sluit de gaskraan altijd voor werkzaamheden aan gasvoerende delen. Montage, gas-, afvoer- en stroomaansluiting en inbedrijfneming van de installatie moeten door een erkend installateur worden uitgevoerd. 7.1 Belangrijke opmerkingen Het watervolume van de toestellen bedraagt minder dan 10 liter en voldoet aan de geldende voorschriften. Daarom is geen typegoedkeuring vereist.
| Installatie 7.3 Afdekkingen verwijderen Afdekkingen van het toestel Afdekking van het voorraadsysteem Voor de elektrische veiligheid moet de afdekking aan de voorzijde worden afgesloten om verwijderen door onbevoegden te voorkomen. 1. 1. B Sluit de afdekking aan de voorzijde altijd met de meegeleverde schroef af. B Verwijder de afdekking aan de voorzijde. 2. 6 720 612 259-08.1R Afb. 26 1. 3. 2. 2. 6 720 612 259-21.1R Afb. 24 B Verwijder de afdekkingen aan de linker- en rechterzijde.
Installatie | 25 7.4 Gas- en wateraansluitingen Condenswaterslang en slang van veiligheidsventiel De aansluitingen voor gas en water zijn in de fabriek aan de rechterzijde van het toestel gemonteerd. Indien gewenst kunnen deze worden verplaatst naar de linkerzijde. Vul- en aftapkraan voor de verwarmingsinstallatie B Voor het vullen en aftappen van de installatie moet door de installateur op het diepste punt een vul- en aftapkraan aangebracht worden.
| Installatie Circulatieaansluiting en warmwater circulatieleiding 7.4.1 De warmwater circulatie mag alleen aan pos. 475 worden aangesloten. B Verwijder de borgplaat. Aansluiting naar links ombouwen B Demonteer, draai of (indien nodig) vervang alle buizen. 1. 2. 475 2. 6 720 612 259-17.1R 6 720 612 926-08.1O Afb. 29 Afb. 30 B Monteer de borgplaat. Laat de circulatiepomp niet continu lopen om elektrische en thermische energie te besparen. B Draai alle schroefverbindingen vast. 1. 2. 2.
Installatie | 27 7.4.2 Aanslag van de afscherming van links naar rechts ombouwen B Verwijder de voorste afdekking (Æ pagina 24). B Verwijder de vier clips en neem het kader met de afscherming uit de afdekking. Draai het kader met de afscherming en bevestig het met de clips. 7.6 Aansluitingen controleren Voorzichtig: Door vervuiling in het cv-systeem kan het toestel beschadigd worden B Spoel de installatie om vuil te verwijderen. Wateraansluiting 1.
| Elektrische aansluiting 8 Elektrische aansluiting 8.1 Toestel aansluiten Gevaar: Gevaar voor stroomschok! B Bij het aansluiten en werken aan elektrische delen altijd toestel spanningsvrij maken: (zekering, hoofdschakelaar). De regel-, besturings- en veiligheidsinrichtingen van het toestel zijn door de fabrikant van bedrading voorzien en gekeurd. In een ruimte met een bad of douche mag het toestel alleen buiten de veiligheidsbereiken 1 en 2 worden opgesteld.
Elektrische aansluiting | 29 8.2 Aansluiten Open Therm Bosch TF 301) regelaar B Sluit de regelaar volgens de bijbehorende installatiehandleiding aan. 8.3 Aansluiten temperatuurregelaar, afstandsbedieningen of schakelklokken Wij bevelen aan de gaswandketels met Bosch regelaars uit te voeren. B Stekker Open Therm-module lostrekken. A O T F 6 720 611 390-19.1O Afb. 38 B Open Therm-module demonteren. A O T F 2. 1. 3. 6 720 611 390-20.1O Afb.
| Elektrische aansluiting Aansluiten modulerende ruimtetemperatuurregelaar B Modulerende ruimtetemperatuur TR 21, TR 100, TR 200 volgens onderstaande afbeelding aansluiten: 8.4 Tweedraads kamerthermostaat aansluiten Om een tweedraads aan/uit kamerthermostaat met een potentiaal vrij kontakt te kunnen aansluiten, is het noodzakelijk de volgende handelingen te verrichten: B Verwijder de weerstand 1,5 kΩ (meegeleverd) en sluit deze aan onder klem 2 en klem 4.
Elektrische aansluiting | 31 8.5 Temperatuurbewaker TB 1 van de aanvoer van een vloerverwarming aansluiten Bij verwarmingsinstallaties alleen met vloerverwarming en directe hydraulische aansluiting op het apparaat. DC 24V 1 2 4 7 8 9 1 2 C ϑ TB1 6 720 610 332-19.1R Afb. 42 Bij het aanspreken van de begrenzer wordt de werking van verwarming en warmwater onderbroken.
| Inbedrijfname 9 Inbedrijfname 27 190 317 61 366 365 367 ECO 363 475 172 46 43 47 44 396 364 135 295 136 310 14 8.1 361.1 6 720 612 926-25.1O Afb. 43 8.
Inbedrijfname | 33 9.1 Voor het in bedrijf nemen Waarschuwing: wanneer het toestel zonder water in gebruik wordt genomen, wordt het onherstelbaar beschadigd! B Gebruik het toestel niet zonder water. 9.2 In- en uitschakelen 9.2.1 Inschakelen B Hoofdschakelaar (I) inschakelen. Het controlelampje brandt groen en op de display verschijnt de aanvoertemperatuur. B Verwijder de voorste afdekking (Æ pagina 24).
| Inbedrijfname 9.3 9.5 Verwarming inschakelen B Temperatuurregelaar verwarming draaien, om de aanvoertemperatuur van de verwarmingsinstallatie aan te passen: Warmwatertemperatuur instellen B Stel de warmwatertemperatuur op de temperatuurregelaar in. – Vloerverwarming bijv. stand 3 (ca. 50 °C) – Lagetemperatuurverwarming: Fabrieksuitlevering stand E (ca. 75°C) – Verwarming voor aanvoertemperaturen tot 90 °C: Stand max. Wanneer de brander in bedrijf is brandt het controlelampje rood.
Inbedrijfname | 35 9.6 Na de ingebruikneming 9.8 Vorstbeveiliging B Gasvoordruk controleren (Æ pagina 48). Vorstbeveiliging voor de verwarming: B Monteer de afdekkingen en bevestig de afdekking aan de voorzijde met een borgschroef, zodat de afdekking niet kan worden verwijderd (elektrische veiligheid, Æ pagina 24). B Verwarming in bedrijf laten, aanvoertemperatuurregelaar aanvoertemperatuurregelaar minstens op stand 1 laten staan. 6 720 612 564-04.
| Inbedrijfname 9.9 Storingen 9.11 Thermische desinfectie Een overzicht van de storingen vindt u op pagina 56. De thermische desinfectie moet het hele warmwatersysteem inclusief alle aftappunten omvatten. Waarschuwing: Gevaar voor brandwonden! Heet water kan tot ernstige verbrandingen leiden. Alle veiligheids-, regel- en besturingsorganen worden door de Bosch Heatronic bewaakt. Als tijdens het bedrijf een storing optreedt, wordt deze in de display aangegeven. Bovendien kan de toets knipperen.
Individuele instelling | 37 10 Individuele instelling 10.1 Mechanische instellingen 10.1.2 Karakteristiek van de verwarmingspomp veranderen 10.1.1 Instellen van de aanvoertemperatuur Het toerental van de verwarmingspomp kan aan de klemmenkast van de pomp worden gewijzigd. De aanvoertemperatuur kan tussen 35°C en 88°C worden ingesteld. Neem bij vloerverwarmingen de maximaal toegestane aanvoertemperaturen in acht.
| Individuele instelling 10.2 Instellen van de Bosch Heatronic 10.2.1 Bosch Heatronic bedienen De Bosch Heatronic maakt één comfortabele instelling mogelijk, tevens kan men veel toestelfuncties controleren. De beschrijving beperkt zich tot de noodzakelijke functies bij het inbedrijf nemen. Uitvoerige informatie voor het opsporen van fouten en de functiecontrole vindt u in het Bosch serviceboekje voor de vakman (bestelnr. 7 181 465 332).
Individuele instelling | 39 10.2.2 Pompschakeltype voor verwarmingsfunctie kiezen (servicefunctie 2.2) Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regeling, wordt automatisch op pompschakeling 3 omgeschakeld. B Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op de display [ ] verschijnt. De antipendel warmhoudfunctie is vastgelegd. • Schakeltype 1 voor verwarmingsinstallaties zonder externe regeling . De temperatuurregelaar voor verwarmingsaanvoer schakelt de verwarmingspomp.
| Individuele instelling B Temperatuurregelaar draaien totdat op de display 2.4 verschijnt. Na korte tijd verschijnt de ingestelde antipendeltijd op de display. 10.2.4 Max. aanvoertemperatuur instellen (servicefunctie 2.5) De maximale aanvoertemperatuur kan tussen 35 °C en 88 °C worden ingesteld. Fabrieksinstelling is 88. B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display – – verschijnt. Toets brandt. 6 720 610 332-39.1O Afb.
Individuele instelling | 41 10.2.5 Inschakelen van de schakeldifferentie (Δt) (servicefunctie 2.6) De servicefunctie is alleen actief, als het automatische antipendelprogramma (servicefunctie 2.7) is uitgeschakeld. Bij aansluiting van een weersafhankelijke regelaar wordt het schakelverschil door de regelaar overgenomen. Een instelling op het toestel is niet noodzakelijk. De schakeldifferentie is de toegestane afwijking van de voorgeschreven aanvoertemperatuur. Deze kan in stappen 1 K worden ingesteld.
| Individuele instelling B Temperatuurregelaar draaien tot de display 0 (= uitgeschakeld) weergeeft. De display en de toets knipperen. B Vul de uitgeschakelde aanpassing van het antipendelprogramma op de meegeleverde sticker „Instellingen van de Bosch Heatronic“ in (Æ pagina 38). B Temperatuurregelaar draaien tot op de display 5.0 verschijnt. Na korte tijd wordt in de display het ingestelde verwarmingsvermogen als percentage weergegeven.
Individuele instelling | 43 10.2.8 Ontluchtingsfunctie (servicefunctie 7.3) Het toestel wordt eenmalig ontlucht wanneer het voor het eerst ingeschakeld wordt. Daarvoor wordt de verwarmingspomp in intervallen in- en uitgeschakeld (duur ca. 8 minuten). De display geeft afwisselend met de aanvoertemperatuur aan. B Toetsen en indrukken en ingedrukt houden tot op de display [ ] verschijnt. De ontluchtingsfunctie is uitgeschakeld en wordt na afloop automatisch weer op 0 teruggezet.
| Individuele instelling 10.2.9 Sifonvulprogramma (servicefunctie 8.5) Het sifonvulprogramma zorgt ervoor dat de condenswatersifon na de installatie of na langdurige stilstand van het toestel gevuld wordt. Het sifonvulprogramma wordt geactiveerd wanneer: B Draai aan de temperatuurregelaar tot de display 8.5 aangeeft. Na korte tijd geeft de display de instelling van het sifonvulprogramma aan.
Individuele instelling | 45 10.2.10Waarde uitlezen van de Bosch Heatronic 1 In het geval van een reparatie vereenvoudigt dit de instelling aanzienlijk. 4 2 B Lees de ingestelde waarden af (Æ tabel 15) en vul deze op de sticker „Instellingen van de Bosch Heatronic“ in. B Sticker zichtbaar op het toestel plakken. Na het uitlezen: B Temperatuurregelaar spronkelijke stand. 6 720 610 332-56.1O weer instellen op de oor- 3 Afb. 80 Servicefunctie Hoe uitlezen? 2.2 (3) draaien tot (4) 2.2 aangeeft.
| Aanpassing aan het soort gas 11 Aanpassing aan het soort gas De fabrieksinstelling van de aardgastoestellen komt overeen met EE-L. B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de display – – verschijnt. Toets brandt. In de fabriek is de instelling verzegeld. Instelling op nominale warmtebelasting en minimale warmtebelasting is niet noodzakelijk.
Aanpassing aan het soort gas | 47 B Doorsteek de verzegeling van de gasinstelklep en verwijder deze. B Verwijder de verzegeling van de instelschroef (64) van het gasblok en stel de CO2-waarde voor minimaal nominaal warmtevermogen in. 2 . 1 . 64 6 7 2 0 6 1 0 3 3 2 -6 7 .1 R 3928-74.1R Afb. 85 B Stel op de gasinstelklep (63) de CO2-waarde voor het maximale nominale warmtevermogen volgens de tabel in. Afb.
| Aanpassing aan het soort gas 11.2 Gasvoordruk controleren B Schakel het toestel uit en sluit de gaskraan. B Afdichtingsschroef aan de meetaansluiting voor dynamische gasaansluitdruk (7) losmaken en manometer aansluiten. B Draai de temperatuurregelaars en op de oorspronkelijke waarden. Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur. B Toestel uitschakelen, gaskraan sluiten, manometer verwijderen en afdichtingsschroef vastschroeven.
Aanpassing aan het soort gas | 49 11.3 Verbrandingslucht-/rookgasmeting met het ingestelde verwarmingsvermogen 11.3.1 O2- of CO2-meting in de verbrandingslucht Met een O2- of CO2-meting van de verbrandingslucht kan bij een rookgasvoering volgens C13X, C33X en C43X de dichtheid van het rookgasafvoer worden gecontroleerd. De O2-waarde mag niet onder 20,6 % dalen. De CO2-waarde mag 0,2 % niet overschrijden. B Toets indrukken en ingedrukt houden tot de display – – weergeeft. De schoorsteenveegmodus is actief.
| Milieubescherming 12 Milieubescherming Milieubescherming is een belangrijk beginsel van Bosch. Kwaliteit van de producten, spaarzaamheid en milieubescherming zijn voor ons doelen die even belangrijk zijn. Wetten en voorschriften ten aanzien van de milieubescherming worden strikt in acht genomen. Ter bescherming van het milieu passen wij met inachtneming van economische gezichtspunten de best mogelijke techniek en materialen toe.
Inspectie en onderhoud | 51 13 Inspectie en onderhoud Om het gasverbruik en de milieubelasting gedurende lange tijd zo laag mogelijk te houden, adviseren wij om bij een erkend installatiebedrijf een inspectie- en onderhoudscontract met jaarlijkse inspectie en onderhoud naar behoefte af te sluiten. Uitvoerige informatie voor het opsporen van fouten en de functiecontrole vindt u in het Bosch serviceboekje voor de vakman (bestelnr. 7 181 465 332).
| Inspectie en onderhoud 13.1.4 Warmtewisselaar Voor de reiniging van de warmtewisselaar is een borstel, toebehoren nr. 1060, en een reinigingsmeter, toebehoren nr. 1061, verkrijgbaar. B Maak de warmtewisselaar met de reinigingsmeter van onderen naar boven schoon. B Controleer de stuurdruk bij maximaal nominaal warmtevermogen (servicefunctie 2.0) aan de mengkamer. 2 . 6 720 612 563-15.1O 6 7 2 0 6 1 0 3 3 2 -6 9 .2 R 1 . Afb. 94 B Reinig de warmtewisselaar met de borstel van onderen naar boven.
Inspectie en onderhoud | 53 13.1.5 Brander 13.1.6 Membraan in de mengkamer B Demonteer de branderdeksel. Voorzichtig: Bij het demonteren en monteren van de membraan (443) deze niet beschadigen! 4. B Mengkamer (29) los draaien. B Membraan (443) voorzichtig uit de ventilator aanzuigstuts nemen en deze op vervuiling en scheurtjes controleren. 2. 3. 1. 7 181 465 330-04.2R 3. Afb. 97 443 B Verwijder de brander en reinig de onderdelen. 29 1. 2. 6 720 610 790-07.2R Afb.
| Inspectie en onderhoud 13.1.7 Condenswatersifon reinigen 13.1.9 B Trek de condenswatersifon naar buiten en controleer de opening naar de warmtewisselaar op doorgang. De magnesiumveiligheidsanode vormt een minimumbescherming volgens DIN 4753 voor eventuele fouten in het email. Veiligheidsanode controleren Verwaarlozing van de veiligheidsanode kan tot vroegtijdige corrosieschade leiden B Verwijder de leiding van de anode naar het voorraadsysteem.
Inspectie en onderhoud | 55 13.2 Checklist voor de inspectie en het onderhoud (Inspectie- en onderhoudsverslag) Datum 1 Roep de laatst opgeslagen fout in de Bosch Heatronic op, servicefunctie .0 (Æ pagina 51). 2 Ionisatiestrom testen, servicefunctie 3.3 (Æ pagina 51). 3 Verbrandingslucht- en rookgasaanvoer optisch testen. Optische controle van de membraan (zie blz. 53). 4 Controleer de gasvoordruk, (Æ pagina 48). 5 Verbrandingslucht-/rookgasmeting (Æ pagina 49).
| Bijlagen 14 Bijlagen 14.1 Storingen Display Beschrijving Oplossing A5 Temperatuurvoeler 2 van voorraadsysteem defect. Controleer temperatuurvoeler 2 van voorraadsysteem en aansluitkabel op onderbreking of kortsluiting. A7 Temperatuurvoeler warm water defect. Controleer temperatuurvoeler en aansluitkabel op onderbreking resp. kortsluiting. A8 Communicatie onderbroken. Controleer verbindingskabel, busmodule en regelaar. AC Module niet herkend.
Bijlagen | 57 14.
| Ingebruiknemingsprotocol voor het toestel 15 Ingebruiknemingsprotocol voor het toestel Klant/exploitant van de installatie: . . . . . . . . . . . . . . . . . Plak hier het meetprotocol ............................................. Installateur: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................................. Toesteltype: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . FD (productiedatum): . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Garantie | 59 16 Garantie Op de Bosch Thermotechnik produkten (cv-ketels, boilers en geisers) verlenen wij namens uw installateur 24 maanden na de installatiedatum garantie, mits de ingevulde registratiekaart binnen 8 dagen na installatie door ons is terugontvangen. Garantiewerkzaamheden leiden niet tot verlenging van de duur van de garantie. ten laste van de afnemer. Zorg voor een goede verpakking en zo nodig transportsteunen.
| Index Index A Aanpassing aan het soort gas ................................. 46 Aansluitnippels ..................................................... 25 Aanwijzingen voor inspectie en onderhoud .............. 51 Aardgas ............................................................... 15 Afdekkingen verwijderen ....................................... 24 Afmetingen en minimale afstanden ........................... 8 Antivries middel ....................................................
Index | 61 R Radiator, gegalvaniseerd........................................ Recycling ............................................................. Rookgasmeting ..................................................... Rookgastoebehoren .............................................. Ruimtetemperatuurregelaar ................................... 23 50 49 27 23 S Servicefuncties ..................................................... 38 Antipendelprogramma (servicefunctie 2.4) ..........
| Index 6 720 612 926 (2007/10)
Index | 63 6 720 612 926 (2007/10)
Robert Bosch Thermotechniek BV Postbus 379 7300 AJ Apeldoorn BOSCH Supportline (055) 543 43 43 telefax (055) 543 43 44 www.boschsupportline.nl infott@nl.bosch.