Installation Instructions

Individuele instelling | 37
6 720 612 926 (2007/10)
10 Individuele instelling
10.1 Mechanische instellingen
10.1.1 Instellen van de aanvoertemperatuur
De aanvoertemperatuur kan tussen 35°C en 88°C wor-
den ingesteld.
Lage temperatuurbegrenzing
De temperatuurregelaar is op stand E begrenst. Bij
deze begrenzing is de maximale aanvoertemperatuur
75 °C.
Wijzigen lage temperatuurbegrenzing (E)
Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoertem-
peratuur kan de begrenzing eruit genomen worden.
B Gele knop van de temperatuurregelaar met een
schroevendraaier eruit wippen.
Afb. 52
B Zet de gele knop 180° gedraaid weer in (punt naar
binnen gericht.
De aanvoertemperatuur wordt niet meer begrensd.
10.1.2 Karakteristiek van de verwarmingspomp
veranderen
Het toerental van de verwarmingspomp kan aan de klem-
menkast van de pomp worden gewijzigd.
Afb. 53
A Karakteristiek voor schakelaarstand 3 (fabrieksinstelling)
B Karakteristiek voor schakelaarstand 2
C Karakteristiek voor schakelaarstand 1
H Restopvoerhoogte
Q Volume circulatiewater
Neem bij vloerverwarmingen de maximaal
toegestane aanvoertemperaturen in acht.
Positie Aanvoertemperatuur
1ca. 35°C
2ca. 43°C
3ca. 51°C
4ca. 59°C
5ca. 67°C
E
ca. 75°C
max ca. 88°C
Tabel 11
6 720 610 332-27.1O
200 400 600 800
1200
14001000 1600
0,7
0
0,6
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0
(bar)
H
Q
(l/h)
A
B
C
6 720 610 332-28.2O