Installation Instructions

6 720 611 390 NL (2006/01)
36
Individuele instelling
8 Individuele instelling
8.1 Mechanische instellingen
8.1.1 Instellen van de aanvoertemperatuur
De aanvoertemperatuur is tussen 35˚C en 88˚C instel-
baar.
Lage temperatuurbegrenzing
De temperatuurregelaar op stand E begrenst. Bij deze
begrenzing is de maximale aanvoertemperatuur 75˚C.
Een instelling van het vermogen op de berekende
warmte behoefte is niet noodzakelijk.
Wijzigen lage temperatuurbegrenzing (E)
Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoer-
temperatuur kan de begrenzing eruit genomen worden.
B Gele knop van de temperatuurregelaar met een
schroevendraaier los draaien.
Afb. 53
B Zet de gele knop 180˚ gedraaid weer in (punt naar
binnen gericht).
De aanvoertemperatuur wordt niet meer begrensd.
8.1.2 Karakteristieken van de verwarmings-
pomp
Toerental van de pomp op de aansluitkast van de pomp
instellen.
Afb. 54
A Instelling 3
B Instelling 2
C Instelling 1
H Rest opvoerhoogte
Q Omloophoeveelheid (c.v. water)
i
Bij vloerverwarming op de maximale
toegelaten aanvoertemperatuur letten.
Stand Aanvoertemperatuur
1 ca. 35°C
2 ca. 43°C
3 ca. 51°C
4 ca. 59°C
5 ca. 67°C
E ca. 75°C
max ca. 88°C
Tabel 13
6 720 610 332-27.1O
i
In schakelaarstand 1 wordt bij de berei-
ding van warmwater niet het maximale ver-
mogen overgedragen. Gebruik deze stand
daarom zuiver en alleen voor verwarming-
stoestellen.
200 400 600 800
1200
14001000 1600
0,7
0
0,6
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0
(bar)
H
Q
(l/h)
A
B
C
6 720 610 332-28.2O