7747006489.00-1.SD Zonnestation AGS 5 ...
| Inhaltsverzeichnis NL Inhaltsverzeichnis 1 1.1 1.2 Veiligheidsaanwijzingen en toelichting van de symbolen Algemene veiligheidsinstructies Verklaring symbolen 3 3 3 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 Gegevens betreffende het toestel EG-conformiteitsverklaring Voorgeschreven toepassing Leveringsomvang Productbeschrijving Technische gegevens en uitvoeringen Toepassingsvoorbeelden 4 4 4 4 4 5 6 3 Voorschriften 7 4 4.1 4.2 Leidingen installeren Algemeen over het leidingwerk Leiding leggen 8 8 9 5 5.1 5.
NL Veiligheidsaanwijzingen en toelichting van de symbolen | 3 1 Veiligheidsaanwijzingen en toelichting van de symbolen 1.1 Algemene veiligheidsinstructies Met betrekking tot deze handleiding Dit voorschrift bevat belangrijke informatie betreffende een veilige en vakkundige montage en onderhoud van het zonnestation. Deze handleiding is bestemd voor de vakman. De afbeeldingen in dit voorschrift tonen een 2-weg zonnestation met externe regelaar. B Deze handleiding aan de klant geven.
| Gegevens betreffende het toestel NL 2 Gegevens betreffende het toestel 2.1 EG-conformiteitsverklaring 2.4 Productbeschrijving Dit product voldoet qua constructie en werking aan de van toepassing zijnde Europese richtlijnen alsmede aan eventueel aanvullende nationale eisen. De overeenstemming is aangetoond. 2.2 Bij het gebruik van de AGS 50 is naast de ontluchting in het station een automatische ontluchting per collectorveld nodig.
NL 2.5 Gegevens betreffende het toestel | 5 Technische gegevens en uitvoeringen AGS 5 AGS 5 E Toegestane temperatuur °C Aanvoer: 130 / retour: 110 (pomp) Aanspreekdruk veiligheidsventiel bar 6 6 Veiligheidsklep – DN 15, aansluiting ¾" DN 15, aansluiting ¾" Netspanning – 230V AC, 50 - 60 Hz 230V AC, 50 - 60 Hz Max.
| Gegevens betreffende het toestel 2.6 NL Toepassingsvoorbeelden 1 2 4 3 7747006489.03-2.SD Afb.
NL 3 Voorschriften | 7 Voorschriften Houdt bij de montage en het gebruik van de installatie de nationale en lokale normen en richtlijnen aan. De volgende Nederlandse regels zijn van toepassing: • NEN 1006 Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties AVWI. • NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. • NEN 3215 Binnenriolering • VEWIN-werkbladen • Bouwbesluit. – Plaatselijk geldende voorschriften van Brandweer, Nutsbedrijven en Gemeente.
| Leidingen installeren NL 4 Leidingen installeren 4.1 Algemeen over het leidingwerk Verbinding van de leidingen Voorzichtig: Schade aan de installatie door gebruik kunststof leidingen (bijv. PE-buis)! Voorzichtig: Schade aan de installatie door hitteontwikkeling bij het hard solderen. B Gebruik alleen materialen die bestand zijn tegen de temperaturen, max. 150 °C die optreden in zonnesystemen. B Soldeer nooit in de buurt van vacüumbuiscollectoren.
NL Leidingen installeren | 9 4.2 Leiding leggen Leidingen aarden De werkzaamheden moeten door een erkende installateur worden uitgevoerd. B Breng een aardklem aan op de aanvoer- en retourleiding (willekeurige positie). B Aardklemmen via potentiaalvereffeningskabel (minimaal 6 mm2) op de potentiaalvereffening van het gebouw aansluiten. Leidingen leggen bij gebruik van een automatische ontluchting op het dak (accessoire) B Leidingen stijgend naar de ontluchting leggen.
| Zonnestation installeren 5 Zonnestation installeren 5.1 Plaatsing in opstellingsruimte Voorzichtig: Beschadiging van het zonnestation door warmtestuwing! B Zorg ervoor, dat de ventilatiegleuven bovenaan en onderaan in de isolatie geopend zijn. B Om de temperatuursensor gemakkelijker te kunnen aansluiten moet het zonnestation (2) in de directe nabijheid van de zonneboiler (1) worden gemonteerd. NL 5.
NL Zonnestation installeren | 11 5.4 Veiligheidsgroep monteren 5.5 Bij 1-weg zonnestation Expansievat en voorschakelvat aansluiten Het voorschakelvat (indien aanwezig) en het expansievat evenals de aangesloten leidingen tot aan de veiligheidsgroep mogen niet geïsoleerd worden. B Veiligheidsgroep links monteren. B Veiligheidsgroep met meegeleverde afdichting (1) op het zonnestation monteren. 1 5.5.
| Zonnestation installeren NL Voorschakelvat aansluiten 5.5.2 Wanneer de leiding naar het expansievat stijgend moet worden gelegd, dan moet een extra ontluchting worden ingebouwd. B Expansievat met bijbehorend bevestigingsmateriaal monteren. B Ter bescherming van het veiligheidsventiel tegen te hoge temperaturen: voorschakel- en expansievat met een T-stuk (G¾ A buiten met vlakke pakking) 20 tot 30 cm boven het zonnestation in de retour installeren.
NL 5.6 Zonnestation installeren | 13 Leidingen en overloopleiding op het zonnestation aansluiten Gevaar: Persoonlijke letsel en schade aan de installatie door verkeerd gemonteerde overstortleiding! Temperatuursensor monteren De elektrische aansluiting moet uitgevoerd worden door een geautoriseerde vakman. De temperatuursensoren zijn beveiligd tegen ompolen. B Voer de overstortleiding uit in de afmetingen van de uitlaat van het overstort (max. lengte = 2 m en max. 2 bochten).
| Inbedrijfstelling 6 Inbedrijfstelling Voorzichtig: Schade aan de installatie door bevroren water of door verdamping in de zonnecircuit. B Spoel en vul het zonnesysteem alleen dan, wanneer de zon niet op de collectoren schijnt en er geen vorst (bij spoelen met water) wordt verwacht. Houdt bij het vullen van de solarvloeistof rekening met het extra volume van het voorschakelvat (mits geïnstalleerd). Het voorschakelvat en het expansievat moeten voldoende worden ontlucht. 6.
NL 6.2.1 Inbedrijfstelling | 15 Technische gegevens 6.2.3 Solarvulpomp Netspanning V 230 Frequentie Hz 50 - 60 Max. vermogensopname W 775 Toegestane mediumtemperatuur voor pomp °C 0 - 55 Toegestaan bedrijfsmedium Water, propyleenglycol-watermengsel max. 50/50 % Maximale opvoerhoogte bij: • Solarvloeistof m m 36 40 Max. doorstroming bij solarvloeistof m3/h 3,0 Max.
| Inbedrijfstelling 6.2.4 NL Solarvulpomp op het zonnesysteem aansluiten B Sluit de persslang ½" met het T-stuk (1) op de vul- en aftapkraan van de veiligheidsgroep en op de pomp (4) aan. B Sluit de vul- en aftapkraan (1) op het T-stuk, wanneer de pomp is volgelopen. B Sluit de retourslang ¾" met kogelkraan tussen doorstroombegrenzer (2) en container boven (3) aan. 1 2 1 2 3 3 7747006489.29-1.SD Afb. 16 1 4 7747006489.28-1.SD Afb.
NL Inbedrijfstelling | 17 6.2.6 Zonnesysteem luchtvrij spoelen 6.2.7 B Pomp inschakelen (Æ afb. 18, (3)). Het vullen afsluiten en bedrijfsdruk instellen Bij de inbedrijfstelling moet de bedrijfsdruk 0,7 bar hoger liggen dan de statische druk (1 meter hoogteverschil komt overeen met 0,1 bar). Voorzichtig: Schade aan de pomp! B De pomp mag slechts kortstondig (max. 1 minuut) tegen een gesloten afsluiter draaien.
| Inbedrijfstelling 6.2.8 NL Controleer of het zonnesysteem vrij is van lucht Wanneer de zwarte wijzer van de manometer (1) bij het in- en uitschakelen van de zonnepomp drukvariaties aangeeft, dan moet het zonnesysteem verder worden ontlucht. B Zonnepomp(en) handmatig in- en uitschakelen. B Controleer tijdens het schakelen de zwarte wijzer van de manometer (1) op de veiligheidsgroep. 1 6.2.9 Solarvulpomp demonteren B Vul- en aftapkraan (2) op de aftakking van het T-stuk van de persslang openen.
NL Inbedrijfstelling | 19 6.3 6.2.10 Solarvulpomp reinigen Spoelen en vullen met handpomp (ontluchting op het dak) Om de pomp, slangen en container tegen slijtage te beschermen, moeten deze worden gereinigd. Voorzichtig: Schade aan de collector! B Bij vacuümbuiscollectoren uitsluitend met persvulling (par. 6.2) werken, omdat de collectoren niet met water gevuld mogen worden. Voorzichtig: Vorstschade! B Let erop dat er geen water in de pomp achterblijft.
| Inbedrijfstelling NL B Vul- en aftapkraan (3) in het zonnestation sluiten. 60 40 °C 80 100 20 0 2 0 120 20 120 60 40 °C 80 100 1 B Kogelkraan (1) op de thermometers op 45° instellen en de doorstroombegrenzer (2) en andere afsluitinrichtingen openen. °C 20 60 40 °C 20 60 40 0 80 0 80 10 10 12 0 12 0 0 0 1 3 2 3 7747006489.24-1.SD 7747006489.20-1.SD Afb.
NL Inbedrijfstelling | 21 B Kogelkraan (Æ fig. 26, (1)) op de thermometers op 45° instellen en de doorstroombegrenzer (Æ fig. 26, (2)) en andere afsluitinrichtingen openen. B Zorg ervoor, dat het zonnesysteem langzaam gevuld wordt, zodat er zich geen luchtbellen kunnen vormen. B Daarna de kogelkranen op de thermometers zodanig instellen, dat de terugslagkleppen bedrijfsgereed zijn (0°-stand). 6.3.
| Inbedrijfstelling NL 6.4 Doorstroomhoeveelheid instellen Installatieonderdeel Vulvolume 1 FKC-collector verticaal 0,86 l 1 FKC-collector horizontaal 1,25 l 1 FKT-collector verticaal 1,43 l 1 FKT-collector horizontaal 1,76 l 1 Een-weg zonnestation 0,20 l 1 Twee-weg zonnestation 0,50 l • Wanneer de regelaar niet met een toerentalregeling is uitgerust of wanneer deze is uitgeschakeld, dan moet de doorstroomhoeveelheid op een vaste volumestroom worden ingesteld.
NL Inbedrijfstelling | 23 B Stel als voorinstelling van de doorstroomhoeveelheid de stappenschakelaar van de zonnepomp (Æfig. 30, (4)) zodanig in, dat de benodigde doorstroomhoeveelheid bij de zo laag mogelijke pompstand wordt bereikt. Bij toerentalgeregelde zonnepompen mag de stappenschakelaar van de pomp niet op 1 staan. Wanneer de gegeven doorstroomhoeveelheid bij de hoogste pompstand van de pomp niet wordt bereikt: B Controleer de toegestane leidinglengte en dimensionering (Æ hoofdstuk 4.1).
| Inbedrijfname-, inspectie- en onderhoudsprotocol 7 NL Inbedrijfname-, inspectie- en onderhoudsprotocol Het verdient aanbeveling na ca. 500 bedrijfsuren de eerste inspectie of onderhoud uit te voeren, daarna met een interval van 2 – 3 jaar. Gebruiker: B Protocol invullen en de uitgevoerde werkzaamheden afvinken. Plaats: Tabel 10 Inbedrijfname-, inspectie- en onderhoudswerkzaamheden Pagina Inbedrijfstelling Inspectie/Onderhoud 1. 2. 3. Datum: Algemene inbedrijfstelling 1.
NL Inbedrijfname-, inspectie- en onderhoudsprotocol | 25 Inbedrijfname-, inspectie- en onderhoudswerkzaamheden Pagina Inbedrijfstelling 2) Inspectie/Onderhoud 1. 2. 3.
| Storingen 8 NL Storingen Informatie over storingen vindt u ook in de installatiehandleidingen van de regelaar. Soort storing Effect Mogelijke oorzaken Oplossing De pomp draait niet, hoewel aan de inschakelvoorwaarden is voldaan. De zonneboiler wordt De pomp is defect. Pomp controleren, eventueel vervangen. niet opgewarmd door De pomp zit vast als gevolg van een mecha- De gleufschroef op de pompkop losdraaien en de pompas met een schroevendraaier losde zonne-energie. nische blokkade. draaien.
NL Storingen | 27 Soort storing Effect Mogelijke oorzaken Oplossing Geen volumestroom zichtbaar op doorstroomindicatie ondanks draaiende pomp. Opbrengst zonneAfsluiters zijn gesloten. Afsluiters openen. Installatie ontluchten. energie te laag Lucht in systeem. Aanwijzer op doorstroombegrenzer zit vast. Doorstroombegrenzer reinigen. Geluid in collectorveld bij sterke zonnestralen (waterslag). Lekkage in zonnecir- Geen homogene doorstroming van de colcuit. lectorvelden mogelijk.
Bosch Thermotechniek B.V. Postbus 379 7300 AJ Apeldoorn Tel: +31 (0) 55 - 543 43 43 Fax: +31 (0) 55 - 543 43 44 www.boschsupportline.nl infott@nl.bosch.