Installation Instructions

6 720 611 390 NL (2006/01)
40
Individuele instelling
8.2.5 Max. aanvoertemperatuur instellen
(servicefunctie 2.5)
De maximale aanvoertemperatuur kan tussen 35˚C en
88˚C (fabriekszijdige instelling) begrenst worden.
B Druktoets service indrukken en ingedrukt houden
tot dat op de display – – verschijnt.
Toets brandt.
Afb. 66
B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-
play 2.5 verschijnt.
Na korte tijd verschijnt de ingestelde aanvoertempe-
ratuur op de display.
Afb. 67
B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-
play de gewenste maximale aanvoertemperatuur tus-
sen 35 en 88 verschijnt.
De display en de toets knipperen.
B Maximale aanvoertemperatuur op het bijbehorende
inbedrijfname protokol invullen.
B Toets indrukken en ingedrukt houden totdat op
de display [ ] verschijnt.
De maximale aanvoertemperatuur is vastgelegd.
Afb. 68
B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-
lijk ingestelde temperatuur draaien.
Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.
8.2.6 Inschakelen van de schakeldifferentie
(servicefunctie 2.6)
De schakeldifferentie is de toegestane afwijking van de
gevraagde aanvoertemperatuur. De schakeldifferentie
kan met stappen van 1 K ingesteld worden. Het instel-
bereik ligt tussen 0 en 30 K (fabriekszijdige instel-
ling: 0 K). De minimale aanvoertemperatuur is 30˚C.
B Antipendel uitschakelen (instelling 0. zie punt
8.2.4).
B Toets indrukken en ingedrukt houden tot op de
display – – verschijnt.
Toets brandt.
Afb. 69
B Temperatuurregelaar draaien tot op de display
2.6 verschijnt.
Na korte tijd verschijnt de ingestelde schakeldifferen-
tie op de display.
Afb. 70
B Temperatuurregelaar draaien totdat op de dis-
play de gewenste schakeldifferentie tussen 0 en 30
verschijnt.
Display en toets knipperen.
B ingestelde waarde noteren op het inbedrijfname pro-
tokol zie blz. 37.
B Toets indrukken en ingedrukt houden totdat op
de display [ ] verschijnt.
De schakeldifferentie is vastgelegd.
Afb. 71
B Temperatuurregelaars en op de oorspronke-
lijk ingestelde temperatuur draaien.
Op de display verschijnt de aanvoertemperatuur.
i
Bij het aansluiten van een weersafhanke-
lijke regelaar is een instelling niet nodig.
De schakeldifferentie wordt door de rege-
laar overgenomen.
6 720 610 332-32.1O
6 720 610 332-42.1O
6 720 610 332-34.1O
6 720 610 332-32.1O
6 720 610 332-45.1O
6 720 610 332-34.1O