Installation Instructions

8 Allure B-10 HRD Uitgave E juli 2013
2.4 Aan/uit ruimtethermostaat
Het blijft altijd mogelijk de Allure B-10 HRD aan te sturen met
een aan/uit ruimtethermostaat (potentiaalvrijLQSODDWVYDQGH
PRGXOHUHQGHH%XVNORNWKHUPRVWDDW]LH'LW NDQ KHW
JHYDO]LMQLQGLHQEYHHQEHVWDDQGHMDDUUHJHOLQJFHQWUDOHXQLW
wordt gebruikt.
Let op!
De aansluiting van de aan/uit ruimtethermostaat en
de modulerende Bus klokthermostaat zijn niet dezelf-
de; zie § 3.7.2.
Bij het aansluiten van een aan/uit ruimtethermostaat moet het
VWDSQXPPHU RSGHZDDUGH ³´VWDDQ  IDEULHNVLQVWHOOLQJ
]LHKRRIGVWXN
Wanneer een aan/uit ruimtethermostaat is aangesloten is het
niet meer mogelijk om een schakelaar voor het uitzetten van
YHUZDUPLQJUHVS³NRHOLQJ´DDQWHVOXLWHQ]LH2RNKHW
aansluiten van een schakelaar om het toestel op constante
warmtevraag te laten werken is niet meer mogelijk.
Dit omdat deze aansluitingen op de besturingsunit gelijk zijn
aan die van de aan/uit ruimtethermostaat; verschil bij andere
toepassing is instelling van stapnummer 24
Het Allure toestel zal bij gebruik van de aan/uit thermostaat
anders reageren dan met de modulerende E-bus klokthermos-
taat. Indien het toestel is aangesloten op een aan/uit ruimte-
thermostaat zal bij warmtevraag een setwaarde met de maxi-
mum ingestelde uitblaastemperatuur worden gegenereerd. De
besturingsunit zal de uitblaastemperatuur van het toestel op
deze setwaarde brengen met maximaal vermogen en modu-
lerend op deze waarde houden. Het grootste verschil met een
modulerende thermostaat is dat de setwaarde met een aan/uit
regeling niet varieert. Echter, in combinatie met een aangeslo-
WHQEXLWHQYRHOHU]LH]DOGHVHWZDDUGHYDQGHXLWEODDV-
temperatuur kunnen variëren afhankelijk van de buitentempe-
ratuur en zal de veranderde setwaarde modulerend gevolgd
worden. In het instelprogramma is de temperatuur in te stellen
waarbij de maximale setwaarde wordt uitgestuurd. Is de werke-
lijke buitentemperatuur hoger dan de ingestelde waarde, dan
zal een lagere setwaarde worden gegenereerd.
In een kanalensysteem met een omloopkanaal zal bij het ver-
der openen van de klep in het omloopkanaal de retourtempera-
tuur in het toestel stijgen. Een stijgende retourtemperatuur en
gelijkblijvende uitblaastemperatuur heeft tot gevolg dat minder
vermogen nodig is om de lucht te verwarmen. Het toestel zal
hierop wel moduleren. Bij einde warmtevraag zal het toestel
uitschakelen. Het in- en uitschakelgedrag zal afhangen van de
regeling in de aan/uit ruimtethermostaat. Het luchtvolume van
de systeemventilator zal traploos toenemen bij een stijgende
uitblaastemperatuur en het ingestelde maximum bereiken bij
de setwaarde van de uitblaastemperatuur.
Alle voordelen van een Allure toestel ten opzichte van bestaan-
de toestellen blijven bestaan bij het gebruik van de aan/uit ther-
mostaat:
 +RRJ5HQGHPHQW
 PRGXOHUHQDIKDQNHOLMNYDQGHEXLWHQWHPSHUDWXXUPEYHHQ
buitenvoeler.
 HQHUJLH]XLQLJHFRPSRQHQWHQ
 LQVWDOODWLHHQJHEUXLNHUVYULHQGHOLMN
Gebruik een ruimtethermostaat met ‘spanningsvrij’ contact, bij-
voorbeeld de Chronotherm IV of een Chronotherm Vision.
Hoofdstuk 2 Werking