Installatievoorschriften Allure
Installatievoorschriften Gasgestookte HR-luchtverwarmer Allure met een schonere verbranding besturingsunit versie 4.
Inhoudsopgave Hoofdstuk Pagina Toepassing Standaard uitvoering Buitenlucht uitvoering 1 1.1 1.2 1 1 1 Uitvoering Onder- en bovenuitblazende uitvoering Technische informatie 2 2.1 2.2 2 2 3 Opbouw Opengewerkt toestel Functie componenten 3 3.1 3.2 4 4 5 Werking Globale omschrijving LED weergave-systeem en bedieningspaneel Modulerende ruimtethermostaat Aan/uit ruimtethermostaat Koeling 4 4.1 4.2 4.3 4.
Inhoudsopgave Hoofdstuk Pagina LED weergave systeem Algemene verklaring display Uitlezing normaal bedrijf Storingssignalering 7 7.1 7.2 7.3 35 35 35 37 Storingsanalyse Storingsanalyse Blokschema regeling en beveiliging 8 8.1 8.2 40 40 42 Onderhoud Onderhoud door de gebruiker Onderhoud door de installateur 9 9.1 9.
Allure 10e druk juni 2009
Toepassing Hoofdstuk 1 1.1 Standaard uitvoering Een toestel uit de Brink Allure-serie is een gasgestookte luchtverwarmer met een Hoog Rendement. Dit betekent dat het toestel minder gas verbruikt dan vergelijkbare toestellen en de uitstoot van schadelijke stoffen tot een minimum wordt beperkt.
Hoofdstuk 2 Uitvoering 2.1 Boven- en onderuitblazende uitvoering Een luchtverwarmer uit de Allure-serie wordt zowel in bovenuitEOD]HQGH 8SÀRZ DOV RQGHUXLWEOD]HQGH 'RZQÀRZ XLWYRHULQJ geleverd.
Uitvoering Hoofdstuk 2 2.2 Technische informatie Een luchtverwarmer uit de Allure-serie wordt geleverd voor aardgas.
Hoofdstuk 3 Opbouw 3.
Opbouw Hoofdstuk 3 3.2 Functie componenten 1 Rookgasafvoer Afvoerkanaal voor het transporteren van de verbrandingslucht 2 Reset knop Ontgrendelingsknop voor herstel van de uitgangssituatie 3 Display Uitleesvenster voor een aantal bedrijfssituatie in het toestel zoals temperatuur 4 Schakelkast Kast met elektronische componenten voor diverse regelingen en bewaking van de veilige werking van het toestel.
Hoofdstuk 4 Werking 4.1 Globale omschrijving Een toestel uit de Brink Allure-serie is een zeer geavanceerde luchtverwarmer, waarbij bijzondere aandacht is besteed aan een minimaal energieverbruik. Hieraan dragen de diverse elektronische regelingen, het modulerende branden en een elektronische geregelde gelijkstroom systeemventilator bij. Door het toepassen van een gelijkstroom motor in de systeemventilator zal zelfs bij lage toerentallen van de motor het elektrisch rendement hoog blijven.
Werking Hoofdstuk 4 Na het inregelen van de luchthoeveelheid in het kanalensysteem zal deze uitgangssituatie vastgelegd worden in het geheugen van de besturingsunit (zie paragraaf 6.4, punt 7). Ook de toelaatbare drukverhoging in het kanalensysteem kan, indien gewenst, ingevoerd worden in het geheugen door in het instelprogramma stap nr. 6 te wijzigen in de gewenste druk (zie paragraaf 6.4, punt 8).
Hoofdstuk 4 Werking 4.3 Modulerende ruimtethermostaat Voor het goed functioneren van het Allure-toestel moet deze worden aangesloten op een modulerende ruimtethermostaat. Deze modulerende ruimtethermostaat wisselt gegevens uit met de besturingsunit van het toestel op basis van OpenTherm communicatie.
Werking Hoofdstuk 4 Op de modulerende ruimtethermostaat is een ventilator toets ]LH ¿JXXU DDQJHEUDFKW ZDDUPHH GH JHEUXLNHU HHQ DDQWDO bedrijfssituaties kan instellen: Normaal programma - normal Ventilatiestand uit Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag staat de systeemventilator stil Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat Comfortstand Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag systeemventilator continu op minimum lucht
Hoofdstuk 4 Werking 4.4 Aan/uit ruimtethermostaat Het is mogelijk een Allure-toestel aan te sturen met een aan/uit ruimtethermostaat in plaats van de modulerende ruimtethermostaat (zie paragraaf 5.7.2). Dit kan het geval zijn, indien op dit moment toestellen gekoppeld moeten worden of een bestaande jaarregeling (centrale unit) wordt gebruikt. Het Allure toestel zal bij gebruik van de aan/uit thermostaat anders reageren dan met de modulerende thermostaat.
Werking Hoofdstuk 4 %JTQPQVJGTO Figuur 5: Positie koeling toets op ruimtethermostaat 5485-0 A = Koeling toets B = Indicatie “koeling aan” Er wordt uitgebreider ingegaan op de Allure-serie met koeling in het installatievoorschrift Allure met koeling.
Hoofdstuk 5 Installeren 5.1 Installeren algemeen 5.1.1 Plaatsen toestel Voor het openen van het toestel moet men eerst beide gekleurde strips naar zich toe trekken uit de klembevestiging; hierna kan men het voordeksel losschroeven. Bij het op de plek zetten van de luchtverwarmer moet rekening gehouden worden met de volgende punten: • Plaats het toestel in een vorstvrije ruimte. • De luchtverwarmer kan worden uitgevoerd met een vrije retour.
Installeren Hoofdstuk 5 5.1.4 Voorschriften kunststof luchttoevoer- en rookgasafvoermateriaal PP • • • • De producten voor het luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem met label ‘Brink HR’ zijn gemaakt van een hoogwaardige kwaliteit kunststof polypropyleen (PP).
Hoofdstuk 5 Installeren Ø80 Ø80 120 1189 4109-H 5239-D Figuur 7: Horizontaal parallel toe- en afvoersysteem Allure-toestel 1 = Verbrandingslucht 2 = Rookgassen Lengte parallel luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem Enkelwandig Ø80 Toestel Maximale lengte L* [m] B-16 HR(D) 20 B-25 HR(D) 20 B-40 HR(D) 15 9RRU / ]LH ¿JXXU HQ ¿JXXU Per bocht (R/D= 0,5) geldt een equivalente lengte van: * bocht 45° 1,00 m * bocht 90° 3,00 m 14 Allure 10e druk juni 2009 Opmerking: Indien men een afwijkende s
Installeren Hoofdstuk 5 Montagehandleiding parallel luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem min.3° (=55 mm/ m) min.
Hoofdstuk 5 Installeren 5.2.
Installeren Hoofdstuk 5 Lengte concentrisch luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem Enkelwandig Ø80-125 Toestel Maximale lengte L* [m] B-16 HR(D) 12 B-25 HR(D) 12 B-40 HR(D) 12 Per bocht (R/D= 0,5) geldt een equivalente lengte van: * bocht 45° * bocht 90° 1,00 m 3,00 m Opmerking: Indien men een afwijkende situatie heeft ten opzichte van de in dit installatievoorschrift beschreven omstandigheden, wordt geadviseerd contact op te nemen met de fabrikant voor de juiste afvoer- en toevoerlengten.
Hoofdstuk 5 Installeren 5.2.
Installeren Hoofdstuk 5 Lengte afvoersysteem schoorsteenrenovatie Toestel Maximale lengte L [m] B-16 HR(D) 12 B-25 HR(D) 12 B-40 HR(D) 12 Per bocht (R/D= 0,5) geldt een equivalente lengte van: * bocht 45° * bocht 90° 1,00 m 3,00 m Opmerking: Indien men een afwijkende situatie heeft ten opzichte van de in dit installatievoorschrift beschreven omstandigheden, wordt geadviseerd contact op te nemen met de fabrikant voor de juiste afvoer- en toevoerlengten.
Hoofdstuk 5 Installeren 5.4.1 Overzicht aansluitmogelijkheden Figuur 14: Aansluitpunten Allure-serie 4110-D UPFLOW HR-TOESTEL DOWNFLOW HR-TOESTEL A Doorvoer luchttemperatuurvoeler Doorvoer ruimtethermostaat B Doorvoer gasleiding Doorvoer netvoedingskabel 230 V. C Doorvoer netvoedingskabel 230 V. Doorvoer gasleiding D Doorvoer ruimtethermostaat kabel Doorvoer luchttemperatuurvoeler E Doorvoer condenswaterafvoer Doorvoer condenswaterafvoer 5.4.
Installeren Hoofdstuk 5 5.5 Gasaansluiting De maat en het verloop van de gastoevoer dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het plaatselijke Energiebedrijf en de voorschriften voor aardgasinstallaties. De gastoevoerleiding wordt standaard rechts het toestel ingevoerd. Links aansluiten is mogelijk door een gat in het linker zijpaneel. Opmerking Het gat in het rechterpaneel moet dan luchtdicht worden afgesloten. Verwissel hiervoor de tules van het linker en het rechter zijpaneel.
Hoofdstuk 5 Installeren 5.7 Elektrische aansluitingen 5.7.1 Aansluiten netvoeding In de schakelkast is een 3-polige plaatconnector gemonteerd, waar een bijgeleverde steker voor de netvoeding op aangesloWHQ NDQ ZRUGHQ ]LH ¿JXXU 'H]H VWHNHU PRHW DDQ HHQ NDbel met 3-aders gemonteerd worden volgens het bedradingsschema paragraaf 10.1. De kabel met 3-aders moet door een blinde tule in de mantel van het toestel worden geleid, bij voorNHXU RS GH GDDUYRRU DDQJHJHYHQ SODDWV LQ ¿JXXU SDUDJUDDI 5.4.
Installeren Hoofdstuk 5 5.7.3 Aansluiten en plaatsen temperatuurvoeler Voor het optimaal functioneren van de elektronische regelingen in het Allure toestel is het belangrijk dat de temperatuurvoeler op de juiste plaats in het luchtkanaal gemonteerd is. De temperatuurvoeler moet op een plek in het hoofduitblaaskanaal - luchtkanaal naar het vertrek waar de ruimtethermostaat hangt geplaatst zijn, waar de uitblaastemperatuur betrouwbaar kan worden gemeten.
Hoofdstuk 5 Installeren 5.7.4 Aansluiten koeling Wanneer het Allure toestel wordt voorzien van koeling moeten de stuurdraden voor de condensingunit worden aangesloten op nr.1 en nr.2 van de 20-polige connector van de schakelkast (zie paragraaf 10.9). Er wordt uitgebreider ingegaan op de Allure-serie met koeling in het installatievoorschrift Allure met koeling. De installateur moet wel het koelrelais in de voorgemonteerde relaisvoet in de schakelkast plaatsen.
Installeren Hoofdstuk 5 5.7.9 Aansluiten ventilatieschakelaar Het is ook mogelijk om een ventilatieschakelaar apart aan te sluiten op de schakelkast (zie paragraaf 10.5). Wanneer een extra ventilatieschakelaar wordt aangesloten op de schakel- kast terwijl een modulerende ruimtethermostaat is geplaatst dan moet voor een goede werking de ventilator toets op de ruimtethermostaat op positie “normal” staan. 5.7.
Hoofdstuk 6 In werking stellen 6.1 In- en uitschakelen toestel Inschakelen van het toestel 1. Schakel de netvoeding in. 2 Tijdens dit branden verschijnt er afwisselend ‘SEr’ en het toerental van de rookgasventilator op het display. 3 Met de ‘+’ of de ‘-‘ toets is het gewenste toerental van de rookgasventilator respectievelijk te verhogen of te verlagen. 4 Het gedwongen branden kan voortijdig worden afgebroken door op de ‘MODE’- toets te drukken. 2.
In werking stellen Hoofdstuk 6 6.2 Instellen uitblaastemperatuur Voor het optimaal functioneren van het Allure-toestel zal een uitblaastemperatuur ingesteld moeten worden, zoals die is vastgelegd in de ontwerpgegevens. Deze waarde kan in het instelprogramma worden gewijzigd. 1. De uitblaastemperatuur (T3set) is op de volgende wijze in te stellen: druk de ‘MODE’- toets langer dan 1 seconde in, totdat punt in linkerdeel van het display knippert. Op het display is nu het uitleesprogramma zichtbaar. 4.
Hoofdstuk 6 In werking stellen 6.3 Instellen luchthoeveelheid Op het Allure-toestel kunnen 3 luchthoeveelheden naar behoefte worden ingesteld: een minimale, een maximale luchthoeveelheid en een aparte luchthoeveelheid voor koeling. De instellingen zijn afhankelijk van de ontwerpgegevens.
In werking stellen Hoofdstuk 6 6.4 Inregelen van de luchthoeveelheid op de roosters Zet de ruimtethermostaat 5 ºC hoger dan de omgevingstemperatuur, zodat het toestel maximaal gaat branden. 1. Zet de ventilator toets op de ruimtethermostaat op stand (hoog ventileren), zodat de maximaal ingestelde luchthoeveelheid wordt bereikt. Het systeem moet stabiel zijn, voordat verder wordt gegaan met inregelen. 2.
Hoofdstuk 6 In werking stellen 7. Leg de luchthoeveelheid met de bijbehorende druk van de systeemventilator vast in het geheugen (= systeemcurve) bij een schoon ¿OWHU ,QGLHQ GLW ZRUGW JHGDDQ ELM HHQ YHUYXLOG ¿OWHU GDQ ]DO GH ¿OWHULQGLFDWLH WH ODDW UHDJHUHQ 8.2 Stel m.b.v. ‘+’ en de ‘-‘ toets de code in op 006; begin hierbij met de ‘+’-toets. 7.1 Het toestel staat in bedrijfssituatie. Druk nu langer dan 3 seconden tegelijk de ‘MODE’toets en de ‘STORE’-toets in. 8.
In werking stellen Hoofdstuk 6 8.7 Verander de instelling 6 nu in de gewenste waarde met de ‘+’-toets of de ‘-’-toets. Voor fabrieksinstelling en instelbereik van de toelaatbare drukverhoging zie de tabel inspectierapport. 8.9 Het display keert automatisch terug naar de bedrijfssituatie nadat de ‘STORE’-toets is ingedrukt. 5256-A 8.8 Druk op de ‘STORE’-toets. De ingestelde waarde zal 1x knipperen ter bevestiging dat de gewijzigde waarde in het geheugen is opgenomen. 9.
Hoofdstuk 6 In werking stellen 6.6 Buitenlucht toestel Om het toestel als een buitenluchttoestel te laten werken, zullen een aantal instellingen van het programma in de besturingsunit gewijzigd moeten worden. Daartoe zal een toegangscode moeten worden ingegeven op de volgende wijze: 5. Druk nogmaals op ‘MODE’-toets; er brandt nu een punt in linkerdeel van het display. Het instelnummer (met punt) en de uitleeswaarde worden nu om en om weergegeven. Het instelprogramma is nu actief. 1.
In werking stellen Hoofdstuk 6 Stapnummer 12 Programma selectie normaalbedrijf/ buitenluchtprogramma Positie ventilator toets op ruimtethermostaat Buitenluchtprogramma 1 Buitenluchtprogramma 2 Buitenluchtprogramma 3 Stand “ Systeemventilator draait afhankelijk van uitblaastemperatuur of stopt. Minimale uitblaastemperatuur niet actief. Systeemventilator draait afhankelijk van instelling (Zie par. 4.3). Minimale uitblaastemperatuur niet actief.
Hoofdstuk 6 In werking stellen 6.
LED weergave systeem Hoofdstuk 7 7.1 Algemene verklaring display Op het display kan uitgelezen worden wat de bedrijfssituatie van het toestel is. Ook kunnen met het display diverse instellingen zichtbaar gemaakt worden. Het display bestaat uit 2 gedeelten. Het linkerdeel geeft het programma of stapnummer weer en het rechterdeel geeft afhankelijk van het programma een uitleeswaarde weer (zie ook paragraaf 4.2).
Hoofdstuk 7 LED weergave systeem Uitleesprogramma Met het uitleesprogramma kan de installateur of gebruiker een aantal actuele waarden van sensoren oproepen om meer informatie te krijgen over de werking van het toestel. Het uitleesprogramma krijgt men te zien door de volgende handelingen te verrichten: 3. Indien de uitleeswaarde groter is dan 2 cijfers wordt eerst gedurende 1 seconde het stapnummer weergegeven; hierna wordt de uitleeswaarde constant aangegeven 1.
LED weergave systeem Hoofdstuk 7 7.3 Storingssignalering De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt. Storingstabel vergrendelcode Storingsnummer Omschrijving Gevolg/ actie F01 Temperatuur T1 of T2 boven max.
Hoofdstuk 7 LED weergave systeem In de storingstabel vergrendelcode is een omschrijving gegeven van de storingsnummers. Bij storingen zal op het display een ‘F’ met storingsnummer knipperen. Dit storingsnummer vertelt wat over de aard van de storing. Op de ruimtethermostaat (alleen indien de modulerende ruimtethermostaat wordt toegepast) zal een sleutelsymbool verschijnen en de gehele uitlezing zal knipperen.
LED weergave systeem Hoofdstuk 7 Storingstabel alarmcode systeemventilator Alarmcode nr. Omschrijving Gevolg/ actie 01 Geen detectie systeemventilator Check beschadigingen en selectie systeemventilator, controleer ventilator interface op werking en eventueel vervangen 02 Geen stabiel punt bereikt tijdens bepaling systeemcurve Systeemcurve opnieuw bepalen 04 Druk te hoog .DQDOHQ ¿OWHUV HQ NOHSSHQ FRQWUROHUHQ RS YHUVWRSSLQJ 16 Systeemventilator kan niet hoger (op ventilatorcurve) .
Hoofdstuk 8 Storingsanalyse 8.1 Storingsanalyse Een vergrendeling van de besturingsunit kan alleen worden opgeheven met de reset knop! Als na drukken op de reset knop de storing blijft aanhouden, zal met behulp van de storingsanalyse de oorzaak van de storing achterhaald kunnen worden. F11 4 Ten onrechte vlam (vlamsimulatie) 1 2 3 4 F09 3 Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,9 mbar) te meten over de smoorklep.
Storingsanalyse Hoofdstuk 8 F02 Storing aansluiting temperatuurvoeler Storing aansturen koelcompressor F03 F04 1 1 2 3 4 Controleer de kabelboom en stekerverbindingen. Controleer of de temperatuurvoelers juist zijn aangesloten. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam zijn: %LM & LV GH ZHHUVWDQG 5 FLUFD N ELM KHW warmer worden van de temperatuurvoeler gaat GH ZHHUVWDQG 5 RPODDJ N Controleer de besturingsunit.
Hoofdstuk 8 Storingsanalyse 8.2 Blokschema regeling en beveiliging Start Reset Systeemventilator minimum luchthoeveelheid nee Warmtevraag? Storing ja Stand “Normal” ? ja Interne controle goed ? nee Systeemventilator staat stil nee Uitblaastemperatuur < 30°C ? nee Voorspoelen 30 seconden Systeemventilator moduleert volgens uitblaastemperatuur Openen beveiligingsafsluiter Systeemventilator continu op maximum ingestelde luchthoeveelheid.
Onderhoud Hoofdstuk 9 9.1 Onderhoud door de gebruiker Het onderhoud voor de gebruiker blijft beperkt tot het periodiek UHLQLJHQ YDQ KHW ¿OWHU Afhankelijk van de stofproductie in de woning wordt in eerste LQVWDQWLH JHDGYLVHHUG KHW ¿OWHU LHGHUH PDDQG WH UHLQLJHQ ,Q VWRI¿JH UXLPWHQ QLHXZH ZRQLQJ GLHQW GLW RQGHUKRXG YDNHU te worden uitgevoerd. 5HLQLJHQ YDQ KHW ¿OWHU GRRU GH JHEUXLNHU 1. Zet de ruimtethermostaat 5 ºC lager dan de omgevingstemperatuur.
Hoofdstuk 9 Onderhoud 9.2 Onderhoud door de installateur Het onderhoud door de installateur dient eenmaal per jaar plaats te vinden. Voor onderhoud zie onderstaand blokschema. Onderhoud Aanpassen Opstellingsruimte veilig ? ja nee CO2-perc.
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10 10.1 Bedradingsschema Display en bedieningspaneel Aansluiting ruimtethermostaat le koeling ler in rse 3-standen oe schakel- unive g AC ling schakelaar rm itenv cade cade V n s a 24 oe contact ala bu cas ca uit k ing 20-polige connector Aansluiting luchttemperatuurvoeler Aansluiting voeding 230 V.
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s 10.2 Aansluitschema Display Maximaalbeveiliging 1 Maximaalbeveiliging 2 Luchttemperatuurvoeler Alarm Buitenvoeler (optie) Cascade in Let op! Alle toestellen dezelfde aardpotentiaal Cascade uit Universele ingang Systeemventilator 3-standen schakelaar Voeding 230 VAC Koelschakelaar Rookgasventilator 230 VAC 24 VAC Ruimtethermostaat (connector A) Beveiligingsafsluiter 24 VAC Aansluitsteker t.b.v.
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10 10.3 Aansluiten buitenluchtregeling (voorbeeld) Besturingsunit Allure toestel 20-polige connector S A M1 M2 = Schakelaar buitenluchtregeling = Relais 24 volt spoel = Afzuigventilator = Buitenluchtklep 230V 50Hz E1975-0 = Aan te leggen bedrading door de installateur. 10.
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s 10.6 Aansluiten 24 volt Besturingsunit Allure toestel 20-polige connector Permanente 24 volt AC 24 volt AC (max. 0,5 A) E1978-0 = Aan te leggen bedrading door de installateur. 10.7 Aansluiten extra temperatuurvoeler Besturingsunit Allure toestel 20-polige connector Indien een extra temperatuurvoeler is aangesloten, is deze temperatuur zichtbaar op het display van de modulerende ruimtethermostaat.
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10 10.
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s 10.10 Aansluitschema koppelen Allure-toestellen met Brink Chronotherm Modulation Besturingsunit Allure toestel “Master” 20-polige connector Besturingsunit Allure toestel “Slave 1” 20-polige connector Allure-toestel nr. 1 Op dit toestel moet de modulerende ruimtethermostaat worden aangesloten. Allure-toestel nr. 2 Besturingsunit Allure toestel “Slave 2” 20-polige connector Allure-toestel nr.
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10 10.11 Aansluitschema comfort-zone regeling Besturingsunit Allure toestel 20-polige connector Connector ruimtethermostaat Allure-toestel Let op! Jumper R12 altijd doorknippen. Schakelkast comfort-zone regeling Zekering 3A 230V50Hz O Omkeerklep koelen B Omkeerklep verwarmen RH 24V verwarmingsunit RC 24V koelunit TRAFO 230-24V Leverbaar is een aansluitkast om de comfort-zone regeling aan te sluiten op een Allure luchtverwarmer.
Hoofdstuk 10 Elektrische schema’s 10.12 Brandbeveiliging Als extra is voor alle luchtverwarmers uit de Allure-serie een brandbeveiligingsset leverbaar. Deze wordt geplaatst in de netvoeding van de luchtverwarmer. Een separate brandmelder signaleert wanneer de omgevings- temperatemperatuur stijgt boven de 32 ºC. Bij het in werking treden van de brandmelder wordt de netvoeding naar de luchtverwarmer afgesloten, terwijl tegelijkertijd een akoestische signaalgever wordt ingeschakeld.
Elektrische schema’s Hoofdstuk 10 Aansluitschema brandmelder A B C D E F G H E1448-C = Trafo 24 volt = Relais = Weerstand = Zoemer = Aansluiting brandmelder = Netvoeding 230 Volt = Luchtverwarmer = Schakelkast brandmelder C1 = bruin C2 = blauw C3 = groen/geel C4 = zwart C9 = rood C10= geel C11= groen C13= rood/wit Allure 10e druk juni 2009 53
Hoofdstuk 11 Service ([SORGHG YLHZ $OOXUH VHULH 8SÀRZ EX102401-A 54 Allure 10e druk juni 2009
Service Hoofdstuk 11 $UWLNHOFRGHV VHUYLFH DUWLNHOHQ $OOXUH VHULH 9 8SÀRZ Nr.
Hoofdstuk 11 Service ([SORGHG YLHZ $OOXUH VHULH 'RZQÀRZ EX102402-A 56 Allure 10e druk juni 2009
Service Hoofdstuk 11 $UWLNHOFRGHV VHUYLFH DUWLNHOHQ $OOXUH VHULH 9 'RZQÀRZ Nr.
Hoofdstuk 11 Service 11.2 Servicesets Indien vervanging van een onderdeel nodig is, verdient het aanbeveling bij bestelling van deze serviceset de bijbehorende artikelcode op te geven, naast vermelding van het type luchtverwarmer, serienummer, bouwjaar en de naam van het onderdeel.
Service Hoofdstuk 11 INSPECTIERAPPORT ALLURE V4.0 Basisinstelling Stap Omschrijving nr. B-16 B-25 B-40 Computer code Instelbereik 1 T3 set (max. uitblaastemperatuur) 60 60 60 4AA 10°C t/m 70°C 2 Minimum luchtinstelling 300 450 750 4DC 200 - 2500 m3/h 3 Maximum luchtinstelling 950 1450 2350 4DA 500 - 3500 m3/h 4 Koeling luchtinstelling 1350 2100 3400 4DB 200 - 3500 m3/h 5 Selectie systeemventilator; stapnr.
CONFORMITEITSVERKLARING De gasgestookte Allure luchtverwarmers type B-16 HR(D), B-25 HR(D) en B-40 HR(D) welke zijn vervaardigd door Brink Climate Systems B.V. in Staphorst, zijn voorzien van het CE-label en gekeurd door GASTEC B.V. in Apeldoorn onder toelatingsnummer 63/AQ/0650 en voldoen aan de gasrichtlijn 90/396/EEG, de machinerichtlijn 2006/42/EC, de laagspanningrichtlijn 2006/95/EC de stoffenrichtlijn ROHS 2002/95/EG en de EMC-richtlijn 2004/108/EG. Brink Climate Systems B.V.
610637 10e druk juni 2009 Brink Climate Systems B.V. R.D. Bügelstraat 3 7951 DA Staphorst Postbus 11 7950 AA Staphorst Telefoon (0522) 46 99 44 Fax (0522) 46 94 00 info@brinkclimatesystems.nl www.brinkclimatesystems.