Installation Instructions
Instellingen Hoofdstuk 4
Renovent HR Medium/Large met optieprint - 4e druk oktober 2006 8
4.2.3 Toelichting instelparameters
De instelparameters voor de gebruiker worden aangegeven met een “U”. De instellingen voor de
installateur worden aangegeven met een “I” (basisprint) en met een “P” (optieprint).
U1 t/m U5 Deze instellingen worden beschreven in § 6.2 , 6.4 en 6.8.3 van het algemene installatievoorschrift
Renovent HR Medium/Large
U6 Streeftemperatuur naverwarmer (alleen van toepassing indien naverwarmer is gemonteerd)
U7 Bepaalt hoe de regeling reageert op de voltages bij de proportionele ingangen.
A = alleen 3-standen schakelaar
b = proportionele ingang 1
C = proportionele ingang 2
d = proportionele ingang 1 en proportionele ingang 2 (ingang 1 gaat voor ingang 2)
I1 t/m I10 Deze instellingen worden beschreven in § 6.5 en 6.8.3 van het algemene installatievoorschrift Re-
novent HR Medium/Large
P1 Luchthoeveelheid toevoerventilator wanneer calamiteiteningang wordt geschakeld
P2 Luchthoeveelheid afvoerventilator wanneer calamiteiteningang wordt geschakeld
P3 Extra luchthoeveelheid toevoerventilator wanneer ingang slaapkamerklep wordt gesloten
P4 Extra luchthoeveelheid afvoerventilator wanneer ingang slaapkamerklep wordt gesloten
P5 Bepaalt hoe programmeerbaar maakcontact 1 wordt gekoppeld aan andere functies.
0 = niet gekoppeld
1 = overrule vorstregeling
2 = koppelen aan bypassvoorwaarden
3 = koppelen aan vorstvoorwaarden
4 = sturing bypassklep
P6 Bepaalt hoe de toevoerventilator reageert als maakcontact 1 wordt gemaakt.
0 = volume naar absoluut minimum
1 = volume volgens instelling 3-standenschakelaar
2 = volume volgens stand 3 van de 3-standenschakelaar
3 = ventilator uit
P7 Bepaalt hoe de afvoerventilator reageert als maakcontact 1 wordt gemaakt.
0 = volume naar absoluut minimum
1 = volume volgens instelling 3-standenschakelaar
2 = volume volgens stand 3 van de 3-standenschakelaar
3 = ventilator uit
P8 Bepaalt hoe programmeerbaar maakcontact 2 wordt gekoppeld aan andere functies.
0 = ongekoppeld
1 = overrule vorstregeling
2 = koppelen aan bypassvoorwaarden
3 = koppelen aan vorstvoorwaarden
4 = stuur bypassklep
P9 Bepaalt hoe de toevoerventilator reageert als maakcontact 2 wordt gemaakt.
0 = volume naar absoluut minimum
1 = volume volgens instelling 3-standenschakelaar
2 = volume volgens stand 3 van de 3-standenschakelaar
3 = ventilator uit
P10 Bepaalt hoe de afvoerventilator reageert als maakcontact 2 wordt gemaakt.
0 = volume naar absoluut minimum
1 = volume volgens instelling 3-standenschakelaar
2 = volume volgens stand 3 van de 3-standenschakelaar
3 = ventilator uit
P11 Bepaalt het streefvoltage van de proportionele ingang 1. De volumeregeling probeert binnen de gestel-
de voorwaarden het ingangsvoltage naar het streefvoltage te regelen.
P12 Bepaalt het maximale voltage van het op de proportionele ingang 1 aangesloten apparaat. De propor-
tionele band van de PI-regelaar wordt automatisch aangepast.
P13 Bepaalt de integratietijd van de PI-regelaar van de proportionele ingang 1. De PI-regelaar regelt zuiver
proportioneel als de integratietijd 0 seconde is.
P14 Bepaalt het streefvoltage van de proportionele ingang 2. De volumeregeling probeert binnen de gestel-
de voorwaarden het ingangsvoltage naar het streefvoltage te regelen.
P15 Bepaalt het maximale voltage van het op de proportionele ingang 2 aangesloten apparaat. De propor-
tionele band van de PI-regelaar wordt automatisch aangepast.
P16 Bepaalt de integratietijd van de PI-regelaar van de proportionele ingang 2. De PI-regelaar regelt zuiver
proportioneel als de integratietijd 0 seconde is.
P17 Bepaalt of de voorverwarmer aan- of afwezig is. Wanneer de voorverwarmer wel wordt aangestuurd
maar niet aanwezig is, zal bij vorst de toevoerventilator naar het minimum gaan.